Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
niet zeker dat het er niet komt, De Croo wil het wel
Regel 36:
In 1926 werd de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) opgericht. Het nam de spoorlijnen en activiteiten van de [[État Belge|staatspoorwegen]] over. De spoorwegen waren toen georganiseerd binnen het ministerie van Spoorwegen, Telegrafie en Posterijen, onder het rechtstreekse gezag van de Minister van Spoorwegen. Vanaf het einde van de 19e eeuw was het Bestuur der staatsspoorwegen begonnen met de overname van de vele private spoorwegmaatschappijen en -netten. Overigens, tot in 1958 zouden, naast de NMBS, nog enkele private spoorwegen blijven bestaan.
 
De Staatsspoorwegen werden gekenmerkt door politieke inmenging en een logge structuur, en hadden enkele grote corruptieschandalen meegemaakt (waardoor de Staat het [[Hoog Comité van Toezicht]], de latere anticorruptiedienst, had opgericht). Daarenboven bleek dat een groot deel van het staatsbudget naar de spoorwegen ging, zonder duidelijk zicht op besteding en opbrengst ervan. De oprichting van de NMBS moet in die context worden gezien: een afzonderlijke rechtspersoon (een naamloze vennootschap), met eigen vermogen en financiering, zou de spoorwegen veel efficiënter kunnen beheren. Ook de in andere Europese landen werden de spoorwegen, om dezelfde redenen, in door de overheid opgerichte vennootschappen ondergebracht. De structuur en oprichting van de NMBS was overigens gelijklopend met deze van de Deutsche Reichsbahn. Ook in [[Belgisch-Congo]] had het (vergelijkbaar) samengaan van privaat initiatief met overheidscontrole goed gewerkt.<ref>BEULENS, F., Financieel-institutionele analyse van de Belgische beursgenoteerde spoorwegsector 1836-1957, Antwerpen 2004, Garant, 454</ref>
 
De overheid behield, via een systeem van bevoorrechte aandelen, de controle op de bedrijfsvoering van de NMBS. De Staat behield de gewone aandelen (met meervoudig stemrecht, waardoor het controle hield op de NMBS). De beleggers konden de bevoorrechte aandelen verweren, en dus intekenen op een deel van het kapitaal. Na de Tweede Wereldoorlog kocht de staat de meeste van de aandelen terug.