Wolluizen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
1 bron(nen) gered en 0 gelabeld als onbereikbaar #IABot (v1.4.1)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 22:
Wolluizen komen in bijna alle streken op de aarde voor en kunnen 3-6 mm lang worden. De vrouwtjes voeden zich met [[floëem]] dat ze aanboren met hun zuigende monddelen. Ze kunnen op praktisch alle delen van [[planten]] aangetroffen worden. De meeste soorten zijn stationair nadat ze zich op de [[waardplant]]en hebben vastgeplakt. Er bestaan echter ook enkele soorten, bijvoorbeeld in het [[geslacht (biologie)|geslacht]] ''[[Phenacoccus]]'', die zich voor het voeden, het leggen van eieren, het vervellen en voor het overwinteren op een andere plaats op de plant begeven. De meeste soorten voeden zich met de bovengrondse delen van de planten, maar er zijn ook soorten die zich met de [[wortel (plant)|wortel]]s voeden. Ook zijn er soorten die [[galappel]]s produceren.
 
Op basis van hun speciale, koudebestendige huid die niet bij andere luizensoorten voorkomt zijn wolluizen in staat om zelfs temperaturen beneden de -40 °C te trotseren. Het lichaam van volwassen, vrouwelijke wolluizen zijnis bedekt met een witte, melige afscheiding bedekt. Bij in het gras of op andere verdekte standplaatsen levende soorten treedt deze eigenschap echter spaarzaam op. Vaak is het lichaam met wasdraden bedekt om bescherming te bieden tegen mogelijke vijanden en koude. De meeste soorten leggen ook hun eieren in een wasachtige afscheiding.
 
Het leggen van de eieren vindt plaats in het warme seizoen waarbij honderden eieren worden gelegd. Het wijdst verbreid zijn de soorten die hun eieren in hun eigen geproduceerde wolmassa leggen. Binnen een jaar ontstaan een of twee generaties, maar in een [[broeikas]] kunnen wel acht generaties per jaar voorkomen.