Graafschap Gorizia: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
graphic correction
Regel 30:
== Geschiedenis ==
In 1101 gaf [[keizer Otto III]] Görz (Italiaans [[Gorizia (stad)|Gorizia]], Sloveens: ''Gorica'') aan het [[patriarchaat Aquileja]].
Sinds 1120 zijn er graven van Görz bekend uit het [[Huis der Meinhardijnen]]. Zij hadden goederen geërfd van de graven in de Lungau rond [[Lienz (stad)|Lienz]] in Oost-Tirol (de dalen van de [[Puster]], de [[Gail]], de [[Möll]] en de [[Drau]]). Verder verwierven zij voogdijrechten van het [[patriarchaat Aquileja]]. In de dertiende eeuw vergrootten zij hun macht ten koste van het [[patriarchaat van de Wippach]] tot de [[Isonzo]].
 
In 1249/53 erfde graaf [[Meinhard I van Tirol|Meinhard van Görz]] ten gevolge van zijn huwelijk met Adelheid, de dochter van [[Albert IV van Tirol|Albrecht III van Tirol]] de zuidelijke helft van het [[Graafschap Tirol|graafschap Tirol]] (de dalen van de [[Adige]] en de [[Eisack]]). De twee zoons van Mainhard en Adelheid deelden de erfenis in 1271 waarbij [[Meinhard II van Gorizia-Tirol|Meinhard II]] Tirol en [[Albert I van Gorizia|Albert II]] Görz kreeg met gebieden in [[markgraafschap Istrië|Istrië]] en [[Friuli]]; verder allodiaal bezit in het dal van de Puster en in [[Opper-Karinthië]] (voorste graafschap Görz) kreeg
 
De macht van de graven van Görz werd aangetast door een deling van het gebied in 1303, hierbij ontstond een jongere tak te [[Lienz]]. Graaf Hendrik III was heer van Cividale, Treviso en Padua. Na zijn dood in 1323 vond er opnieuw een deling plaats. Uiteindelijk regeerden er vier takken in het graafschap.
 
Na het uitsterven van de Tiroler linie in 1335 lukte het de Görzer linie niet zijn aanspraken op Tirol gehonoreerd te krijgen. In 1374 ging er gebied in Binnen-Istrië, in de Windische Mark en rond [[Möttling]] aan [[Hertogdom Oostenrijk]] verloren.
 
Omdat [[Venetië]] een bedreiging vormde voor het "inneren" graafschap verlegden de graven hun zetel naar slot Bruck bij Lienz in het "vorderen" graafschap. [[Albert III van Gorizia|Albrecht IV]] vermaakte in 1364 het graafschap Mitterburg ([[Pisino]]) en het gebied in Binnen-Istrië (Möttling) aan de[[Huis Habsburg|Habsburgers]]. Zijn jongere broer [[Meinhard VI van Gorizia|Meinhard VI]] werd in 1365 door [[keizer Karel IV]] erkend als rijksvorst. Sindsdien is er sprake van het vorstelijk Görz. In 1430 werden de resten van het graafschap herenigd onder graaf [[Hendrik V van Gorizia|Hendrik V]]. Hij sloot in 1437 een erfverdrag met de [[graafschap Cilli|graven van Cilli]]. De strijd om de erfenis verloor hij echter tegen [[Keizer Frederik III (1415-1493)|keizer Frederik III]] en in de [[Vrede van Pusarnitz]] van 1460 moest hij al het land ten oosten van Lienz aan de keizer afstaan.
 
In 1430 werden de resten van het graafschap herenigd onder graaf [[Hendrik V van Gorizia|Hendrik V]]. Hij sloot in 1437 een erfverdrag met de [[graafschap Cilli|graven van Cilli]]. De strijd om de erfenis verloor hij echter tegen [[Keizer Frederik III (1415-1493)|keizer Frederik III]] en in de [[Vrede van Pusarnitz]] van 1460 moest hij al het land ten oosten van Lienz aan de keizer afstaan.
Na het uitsterven van de graven van Görz in 1500 kwam hun gebied op grond van een erfverdrag met Habsburg aan Oostenrijk. Oostenrijk scheidde het "vordere" graafschap definitief af van de bezittingen in Karinthië om ze bij het graafschap Tirol te voegen.
 
Na het uitsterven van de graven van Görz in 1500 kwam hun gebied op grond van een erfverdrag met Habsburg aan Oostenrijk. Oostenrijk scheidde het "vordere" graafschap definitief af van de bezittingen in [[Hertogdom Karinthië|Karinthië]] om ze bij het graafschap Tirol te voegen.
 
In 1754 verenigde de Oostenrijkse regering de graafschappen Görz en [[graafschap Gradisca|Gradisca]] tot het [[graafschap Görz en Gradisca|vorstelijk graafschap Görz en Gradisca]]