Vooruitgangsgeloof: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 18:
Hoewel breed gedragen, hing niet iedereen in de achttiende eeuw het vooruitgangsgeloof aan. [[Jean-Jacques Rousseau|Rousseau]] zag juist een achteruitgang doordat de rationaliteit zich in isolatie had ontwikkeld. Aanvankelijk zouden rede, [[passie]] en [[emotie]] in balans zijn geweest en zo hebben bijgedragen aan [[Moraal|moraliteit]] en [[samenwerking]].
Voor [[Materialisme (filosofie)|materialisten]] als [[Julien Offray de La Mettrie|La Mettrie]], [[Paul Henri Thiry d'Holbach|Holbach]] en [[Claude Adrien Helvétius|Helvétius]] gold dat er geen sprake was van [[vrije wil]] en daarmee geen noodzaak aan het vak van geschiedenis en noties al voor- of achteruitgang.
In verschillende [[Vakwetenschap|wetenschappelijke disciplines]] is er tegenwoordig sterke kritiek op het vooruitgangsgeloof. Het idee wordt gezien als [[Etnocentrisme|etnocentrisch]], en de moderne samenleving zou beter zijn dan andere of oudere vormen. Ook het [[Teleologie|teleologische]] aspect van het vooruitgangsgeloof wordt bekritiseerd. Buiten deze disciplines is het echter nog een prominent aanwezige opvatting.▼
Vanuit het [[empirisme]] stelde [[David Hume|Hume]] dat alle [[structuur]] die de mens meent waar te nemen, slechts een constructie van de geest is, wat dus ook geldt voor een concept als vooruitgang. Bij de beoordeling van geschiedenis zou niet moeten worden uitgegaan van een groots plan, maar slechts van [[Empirisch onderzoek|empirische waarnemingen]].
▲In verschillende [[Vakwetenschap|wetenschappelijke disciplines]] is er tegenwoordig sterke kritiek op het vooruitgangsgeloof. Het idee
==Contraire opvattingen==
| |||