Militarisme: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Hannes Karnoefel (overleg | bijdragen)
Regel 12:
Pruisen, waar het leger een grote rol speelde en waar uniformen vaak in het straatbeeld voorkwamen, wordt dikwijls als voorbeeld van militarisme aangehaald. Deze tendens begon al in de achttiende eeuw, toen [[Frederik Willem I van Pruisen|Frederik Willem I]] (de ''Soldatenkoning'') en [[Frederik II van Pruisen|Frederik II]] het Pruisische leger substantieel uitbreidden. Van Pruisen werd gezegd dat "terwijl ieder land een leger had, Pruisen het enige leger was dat een land had".
 
Ook in het [[Duitse Keizerrijk]], waarin Pruisen domineerde, was het leger van groot belang, vooral tijdens de [[Wilhelminisme|wilhelminische periode]] (1890-1918). Het rijk was een semi-[[semi-constitutionele monarchie]]: de zittende keizer, die de belangen van de aristocratie en het leger doorgaans steunde, had volgens de toen vastgestelde grondwet uitgebreide bevoegdheden en kon alle belangrijke staatszaken zelf beslissen ''als'' hij dat wilde. Keizer [[Wilhelm I van Duitsland|Wilhelm I]] maakte er geen gebruik van en bemoeide zich dus niet met rijkskanselier [[Otto von Bismarck]], zodat deze zijn politiek kon uitvoeren en dus zijn stempel op het land kon drukken. [[Wilhelm II van Duitsland|Wilhelm II]] maakte daarentegen wel volop gebruik van zijn grondwettelijke rechten. Dit leidde o.a. tot de uitbouw van de Duitse marine, die door het Britse Rijk als onrustwekkend werd ervaren. De controle van het [[parlement]] en de [[ministerraad]] op het leger was beperkt. Zozeer zelfs dat de, toch politiek verantwoordelijke, ministers zich nauwelijks met de gang van zaken durfden te bemoeien. Die beperkte status wordt goed geïllustreerd door het hofprotocol, waarin bijvoorbeeld de burgemeester van [[Berlijn]] in rang na een [[tweede luitenant]] kwam. Er waren in de wilhelminische periode mannen die vanwege hun reserve-officierschap ook dagelijks in uniform liepen. In verslagen van buitenlandse tijdgenoten sprak men dikwijls zijn verbazing uit over het straatbeeld in bijvoorbeeld Berlijn: op een mooie dag op een terrasje gezeten zag men een onafgebroken menigte mensen voorbijkomen gekleed in de meest uiteenlopende uniformen. De officieren, oud-officieren en reserve-officieren waren immers gewend om hun uniform dagelijks, dus ook buiten de dienst, te blijven dragen.
 
In deze periode was het Duitse Keizerrijk echter lang niet de enige staat waar het militarisme bloeide. In de aanloop naar de [[Eerste Wereldoorlog]] was ook in alle andere Europese grootmachten (het [[Oostenrijk-Hongarije|Oostenrijks-Hongaarse Rijk]], het [[Russische Rijk]], het Britse Rijk, [[Frankrijk]] en [[Italië]]) het militarisme (in combinatie met radicaal nationalisme) duidelijk aanwezig, wat resulteerde in een ongeziene wapenwedloop.