Alexander I van Bournonville: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 3:
'''Alexander I van Bournonville''' ([[4 november]] [[1585]] – [[Lyon]], [[22 maart]] [[1656]]) was een Zuid-Nederlands militair en diplomaat.
 
Zijn ouders behoorden allebei tot de Belgische adel: vader Oudard, die stierf in het jaar van zijn geboorte, was graaf van [[Hénin-Beaumont|Hénin]] ([[Artesië (streek)|Artesië]]) en moeder [[Maria Christina van Egmont|Marie-Christine]] was een [[Huis Egmond|Egmond]]. Ze liet Alexander opvoeden aan de Europese hoven (Brussel, [[Wenen]], [[Florence (stad)|Firenze]])., Hijbegeleid wasdoor nauwelijks vijftien jaar oud toende [[Hendrik IV van Frankrijk|koning Hendrik IVjezuïet]]enleraar zijn Franse leengoederen verhief tot een hertogdom (1600)Duplessis. MetBij hulphun vanterugkeer zijn moeder kochtwist hij de stamgoederenmoeder vanweinig depositiefs familiete terugmelden: van Jean de Lamet ([[Bournonville]]"Mevrouw, Conteville,ik Pernes,breng Huppelande,u [[Haverskerke]])mijnheer en verkreeg hij dat ze opnieuw werden opgerichtterug totin hertogdomgoede (1608)gezondheid".
 
Alexander was nauwelijks vijftien jaar oud toen [[Hendrik IV van Frankrijk|koning Hendrik IV]] zijn Franse leengoederen verhief tot een hertogdom (1600). Met hulp van zijn moeder kocht hij de stamgoederen van de familie terug van Jean de Lamet ([[Bournonville]], Conteville, Pernes, Huppelande, [[Haverskerke]]) en verkreeg hij dat ze opnieuw werden opgericht tot hertogdom (1608). Van [[Maurits van Oranje]] kocht hij de heerlijkheden [[Buggenhout]], [[Baasrode]] en [[Sint-Amands]].
In 1611 trouwde de hertog van Bournonville met Anne van Melun (1590-1666), bij wie hij vijftien kinderen zou krijgen. Ze lieten het Mansfeltgoed in de [[Brussel (stad)|Brusselse]] [[Wolstraat]] verbouwen tot een rijkelijke residentie, beroemd om de in drie terrassen aangelegde tuin (1618).
 
In 1611 trouwde de jonge hertog met Anne van Melun (1590-1666), bij wie hij vijftien kinderen zou krijgen. Ze lieten het Mansfeltgoed in de [[Brussel (stad)|Brusselse]] [[Wolstraat]] verbouwen tot een rijkelijke residentie, beroemd om de in drie terrassen aangelegde tuin (1618).<ref>Jacques van Wijnendaele en Anne de San, ''De Wolstraat en haar historische gebouwen'', 2004 (= ''Brussel, stad van kunst en geschiedenis, nr. 36)</ref> Een deel ervan stond Bournonville af voor de stichting van het [[Sint-Jans en Sint-Stevenskerk der Miniemen|miniemenklooster]]. Tijdens een van zijn vele afwezigheden bood het Hof van Bournonville onderdak aan [[Maria de Medici]], op de vlucht voor [[Richelieu]] (1631).
 
Bournonville was een man van de oorlog. Hij diende onder [[Albrecht van Oostenrijk|aartshertog Albrecht]], maar aarzelde niet wanneer [[keizer Ferdinand II]] een beroep deed op Brussel voor zijn Boheemse campagne. Bij de inname van [[Písek (okres Písek)|Písek]] op 30 september 1620 verloor Bournonville een oog. Terug in de Nederlanden nam hij het bij [[Fleurus]] op tegen [[Peter Ernst II van Mansfeld|Ernest van Mansfeld]] (1622). Datzelfde jaar kreeg hij het [[Lijst van ridders in de Orde van het Gulden Vlies|Gulden Vlies]]. Hij werd belast met drie diplomatieke zendingen en werd gouverneur van [[Doornik]].
 
In 1632 complotteerde hij met zijn schoonbroers, [[Willem III van Melun|Espinoy]] en [[Filips Karel van Arenberg|Aarschot]], tegen het Spaanse regime.<ref>[[Théodore Juste]], ''[https://books.google.be/books?id=9blPAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_book_other_versions_r&cad=2#v=onepage&q&f=false Conspiration de la noblesse Belge contre l'Espagne en 1632]'', Brussel, 1851, p. 27, 63, 75-76, 83-85</ref> In maart 1634, toen ze de zaak al vergeven achtten, sprak de [[Grote Raad van Mechelen]] een zware veroordeling uit. Halsoverkop vluchtte Bournonville naar Frankrijk. Zijn goederen werden onder [[sekwester]] geplaatst (1636). In 1649 bekwamtot zijn oudste zoon [[Alexander II van Bournonville|Alexander]], die goede diensten verleende aan het hof in Brussel verbleef, in 1649 de [[handlichting]] van het sekwesterbekwam. Daarop schonk de klaarblijkelijk ontevreden vader in 1651 al zijn gronden aan de jongere zoon Ambroise-François (1619-1693). Een en ander resulteerde in een aanslepende familievete, waarbij Alexander II de [[geldigheid]] van de schenking aanvocht. Ondertussen mocht Ambroise zich [[Pair van Frankrijk|pair de France]] noemen, want koning [[Lodewijk XIV van Frankrijk|Lodewijk XIV]] maakte in 1652 het hertogdom Bournonville tot een duché-pairie.
 
Vader Bournonville stierf enkele jaren later te [[Lyon]]. Zijn vrouw repatrieerde het lichaam en liet het begraven in de [[Antwerpen (stad)|Antwerpse]] karmelietessenkerk waar ze zich had teruggetrokken.
Regel 16 ⟶ 18:
*Helena Bussers, "La famille de Bournonville et l'église des Carmes déchaussés à Bruxelles", in: ''Bulletin des musées royaux d’art et d’histoire'', nr. 44, 1995, p. 113–124
*Charles A. Rahlenbeck, [https://fr.wikisource.org/wiki/Biographie_nationale_de_Belgique/Tome_2/BOURNONVILLE,_Alexandre,_duc_DE BOURNONVILLE, Alexandre, duc DE], in: ''Biographie nationale de Belgique'', vol. II, 1868
 
== Voetnoten ==
{{references|90%}}
 
[[Categorie:Zuid-Nederlands militair (voor 1830)]]