Preconstitutioneel recht in Duitsland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Taalpoets
k sp strijdig
Regel 1:
[[Bestand:Bundesarchiv_B_145_Bild-F091457-0005,_Bundestag,_Plenarsaal_während_Sitzung.jpg|miniatuur|In de plenaire zaal van de [[Bondsdag|Duitse Bondsdag]] (1952). Dankzij de Bondsdag bestond er vanaf 1949 weer een handelingsbekwaam Duits orgaan op federaal niveau, voor het eerst ná 1945.]]
'''Preconstitutioneel recht''' (in het Duits: '''Vorkonstitutionelles Recht''', van [[Latijn|Lat.]] ''constitutio'' = [[grondwet]]) is in Duitsland dat recht dat al vóór de oprichting van de Bondsrepubliek heeft gegolden. Het is nog steeds van kracht als het aan bepaalde criteria voldoet. Het mag bijvoorbeeld niet tegenstrijdigstrijdig zijn met de ''[[Grondwet voor de Bondsrepubliek Duitsland|Grundgesetz]]'', de grondwet die sinds 24 mei 1949 van kracht is. De bepalingen over het preconstitutionele recht staan in art. 123-129 van de Grundgesetz.
 
In het jaar 1949 was Duitsland staatkundig gezien in een bijzondere positie. Daarom zijn er in andere landen van de wereld geen vergelijkbare constitutionele bepalingen.<ref>R. Stettner, in: H. Dreier (ed.), ''Grundgesetz-Kommentar'', deel 2, 2e druk 2006, Art. 124, Rn. 4.</ref> Voor de vaders en moeders van de ''Grundgesetz '' ging het om de vraag onder welke omstandigheden oud recht moest blijven gelden. Het ging om oud rijksrecht (1867-1945) inclusief het recht uit de tijd van het [[nationaalsocialisme]] (1933-1945), het recht uit de bezettingstijd (1945-1949) en oud deelstaatsrecht. Verder was het belangrijk of het oude recht nu geldig was als federaal recht of als deelstaatsrecht. De grondwet wijst namelijk bepaalde competenties aan de federale organen en aan het deelstaatsniveau toe en deze scheiding van competenties kan vroeger anders geweest zijn dan sinds 1949.