Norris v. Ierland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
112grammarpolice (overleg | bijdragen)
Nieuwe pagina aangemaakt met '{| cellpadding="2" cellspacing="0" border="1" align="right" style="margin-left: 0.5em" width=300px ! bgcolor="6699FF" | '''Norris v. Ierland''' |- | alig...'
(geen verschil)

Versie van 25 aug 2017 22:50

Norris v. Ierland
Bestand:Straßburg Europäischer Gerichtshof für Menschenrechte 3.jpg

Europese Commissie voor de Rechten van de Mens

Behandeld vanaf: 5 oktober 1983

Vonnis uitgesproken: 26 oktober 1988

Volledige naam: David Norris versus Ierland
Vonnis
Wetgeving in Ierland die homoseksualiteit tussen instemmende mannen criminaliseert is in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven.
Rechters
President: Rolv Ryssdal
Rechters: John Cremona, Þór Heimir Vilhjálmsson, Feyyaz Gölcüklü, Franz Matscher, Louis-Edmond Pettiti, Brian Walsh, Vincent Evans, Carlo Russo, Rudolf Bernhardt, Alphonse Spielmann, Jan De Meyer, Juan Antonio Carrillo Salcedo en Nicolas Valticos.
Griffier: Marc-André Eissen
Ondergriffier: Herbert Petzold
Toegepaste wetten
Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

De zaak Norris v. Ierland (procedurenummer 10581/83) betreft een rechtszaak aangespannen door homorechtenactivist David Norris tegen de Republiek Ierland om de criminalisering van homoseksualiteit tussen instemmende mannen. De rechtszaak vond plaats in 1988 voor de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens (ECRM – Voorganger van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens) in Straatsburg.[1]

De zaak Norris v. Ierland vertoont grote gelijkenissen met de zaak Dudgeon v. Verenigd Koninkrijk uit 1981, waarin werd geoordeeld dat de wetten in Noord-Ierland die homoseksualiteit tussen instemmende mannen verbieden in strijd zijn met Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.[1][2]

Achtergrond

De procedure werd aangespannen door David Norris die sinds 1971 campagne voerde om de anti-sodomiewetten van Ierland ongedaan te maken. De wetten in kwestie waren de Person Act 1861 en Criminal Law Amendment Act 1885.[1]

Onder sectie 61 en 62 van de Person Act 1861 werd het hebben van of willen uitproberen van anale seks (man/man of man/vrouw) strafbaar gesteld met maximumstraffen van levenslang en 10 jaar gevangenisstraf. Onder sectie 11 van de Criminal Law Amendment Act 1885 werden, door de onduidelijke definiëring ervan, alle seksuele handelingen tussen mannen verboden en daarvoor maximumstraffen van twee jaar opgelegd. Onder het bewijs aangeleverd in het Wolfenden Report (1957) werd bekend dat het onder deze wet vaak ging om verschillende vormen van niet-penetratieve seks en orale seks.[1][2]

Hoewel hij zelf nooit veroordeeld is geweest, heeft de angst om veroordeeld te worden hem belemmerd in het aangaan van sociale en andere relaties met mannelijke collega's en vrienden. Norris stelde daarom dat de wetgeving inbreuk maakte op zijn privéleven, met als gevolg dat hij depressief en eenzaam was. Hierdoor heeft hij een aanklacht ingediend bij de Hoge Raad van Ierland in november 1977 waarin hij stelde dat de wetten geen legitiem doel meer hadden onder Artikel 50 van de grondwet van Ierland. In 1980 werd zijn aanklacht door de Hoge Raad verworpen. In een hoger beroep verwierp het Hooggerechtshof van Ierland zijn aanklacht eveneens. Dit vond plaats in 1983. Op 5 oktober 1983 heeft Norris daarom een klacht ingediend bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. Zijn verzoek werd op 16 mei 1985 ontvankelijk verklaard.[1]

Samenstelling van de kamer

Het arrest werd op 26 oktober 1988 gegeven door een kamer van veertien rechters en was als volgt samengesteld:[1]

  • Rolv Ryssdal (Noorwegen)
  • John Cremona (Malta)
  • Þór Heimir Vilhjálmsson (IJsland)
  • Feyyaz Gölcüklü (Turkije) - niet instemmend
  • Franz Matscher (Oostenrijk) - niet instemmend
  • Louis-Edmond Pettiti (Frankrijk)
  • Brian Walsh (Ierland) - niet instemmend
  • Vincent Evans (Verenigd Koninkrijk)
  • Carlo Russo (Italië)
  • Rudolf Bernhardt (Duitsland) - niet instemmend
  • Alphonse Spielmann (Luxemburg)
  • Jan De Meyer (België)
  • Juan Antonio Carrillo Salcedo (Spanje) niet instemmend
  • Nicolas Valticos (Griekenland) - niet instemmend

De griffier was Marc-André Eissen en de ondergriffier was Herbert Petzold.[1]

Arrest

Op 26 oktober 1988 werd geoordeeld dat de wet die homoseksualiteit tussen instemmende mannen verbiedt inbreuk maakt op hun privéleven en daardoor onwettig is. In de zaak Norris v. Ierland oordeelde een meerderheid van acht rechters tegen zes, dat er sprake is van een overtreding van Artikel 8 (Recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ze kwamen tot dit oordeel omdat de wetgeving een schadelijk effect heeft op mensen met een homoseksuele geaardheid, zoals David Norris. Zijn zaak is daarom door een meerderheid van het ECRM als identiek verklaard met de situatie waarin homorechtenactivist Jeffrey Dudgeon verkeerde in Noord-Ierland.[1]

Gevolgen van het arrest

Circa 5 jaar na het arrest, op 24 juni 1993, werd de Criminal Fraud (Sexual Offences) Bill van kracht die een einde maakte aan de criminalisering van homoseksualiteit. De gewraakte wetgeving uit de Victoriaanse tijd werd hierdoor verwijderd uit het Ierse Wetboek van Strafrecht.[3][4][5]