Opéra comique (genre): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Fix parameters
KafiRobot (overleg | bijdragen)
k Algemene verbeteringen via Wikipedia:Wikiproject/Check Wikipedia. met AWB
Regel 22:
 
== De Querelle des Bouffons en de late achttiende eeuw ==
De [[Buffonistenstrijd|Querelle des Bouffons]] (1752-1754), een hevige pennenstrijd tussen aanhangers van Franse en Italiaanse muziek, is een belangrijk keerpunt voor het genre van de opéra comique. De discussie laait op wanneer ''[[La Serva Padrona|La serva padrona]]'', een komisch intermezzo van Pergolesi, in Parijs wordt opgevoerd door een rondtrekkend Italiaans gezelschap. Verdedigers van de Italiaanse opera (zoals filosoof en musicus [[Jean-Jacques Rousseau]]) vallen de serieuze Franse operatraditie van de tragédie lyrique aan. In de plaats daarvan verdedigen zij de eenvoud en natuurlijkheid van de Italiaanse komische opera (de [[opera buffa]]). In 1752 produceert Rousseau ''[[Le devin du village]]'', een korte opera sterk beïnvloed door Pergolesi, om zijn idealen rond muzikale eenvoud in Frankrijk te introduceren. Het succes van ''Le devin du village'' trekt de aandacht van de foortheaters. Een jaar later geeft Jean Monnet, het hoofd van de Foire Saint-Laurent, de opdracht aan componist [[Antoine Dauvergne]] om een Franse opera te componeren in de stijl van ''La serva padrona''. Het resultaat is ''[[Les Troqueurs]]'', dat Monnet verkondigt als een werk van een Italiaanse componist die in Wenen woont en vloeiend Frans spreekt. Hiermee neemt Monnet de verdedigers van de Italiaanse traditie opzettelijk beet, die elke compositie geschreven door een Fransman afwijzen. De opera kent een groot succes en wordt met name door de Italiaanse aanhangers warm onthaald. Kenmerkend voor de opera van Dauvergne zijn een simpel plot, alledaagse personages en Italiaanse melodieën. ''Les Troqueurs'' heeft, met name door het gebruik van nieuwe muziek in de plaats van vaudevilles, een grote invloed gehad op de verdere traditie van de opéra comique. Een belangrijk verschil met het genre van de opéra comique is echter dat ''Les Troqueurs'', dat het voorbeeld van Pergolesi volgt, geen gesproken dialogen bevat. De korte, eenvoudige melodieën vervangen de vaudevilles en worden ariettes genoemd. Veel opéras comiques van de late 18<sup>e</sup> eeuw krijgen dan ook de naam comédies mêlées d’ariettes. Hun librettisten zijn vaak toneelschrijvers die op de hoogte zijn van de nieuwste trends uit de theaterwereld, waaronder [[Louis Anseaume]], [[Michel-Jeane Sedaine]] en [[Charles-Simon Favart]]. Vooraanstaande componisten tijdens de jaren 1750 en 1760 zijn [[Egidio Duni]], [[Pierre-Alexandre Monsigny]] en [[François-André Danican Philidor]]. Eigidio Duni, een Italiaanse componist die voor het Franse hof van Parma werkt, componeert in 1757 de opéra comique ''[[Le peintre amoureux de son modèle]]'' naar een libretto van Anseaume. De opera kent een groot succes, en Duni verhuist naar Parijs, waar hij nog een twintigtal werken voor het Franse publiek schrijft. Monsigny en Sedaine schrijven samen enkele komedies die serieuze sociale en politieke elementen bevatten. In ''[[Le roi et le fermiee]]'' (1762) komen bekende thema’s uit de Verlichting aan bod, zoals de deugden van de gewone man en de nood aan vrijheid en gelijkheid. Hun grootste succes, ''[[Le déserteur]]'' (1769), verhaalt over een soldaat die de doodstraf krijgt nadat hij zijn leger verlaat. Philidors bekendste opéra comique is ''Tom Jones'' (1765), gebaseerd op de gelijknamige roman van [[Henry Fielding]] en bekend door zijn realistische karakters en vele ensembles.<ref>Saint Pulgent 2010, p. 22-23.</ref><ref name="Opéra comique">M. Elizabeth C. Bartlet and Richard Langham Smith. [http://www.oxfordmusiconline.com/subscriber/article/grove/music/43715 "Opéra comique"], Grove Music Online. Oxford Music Online. 19 November 2009</ref>
 
Tussen 1724 en 1762 is de opéra comique gesitueerd in de Foire Saint-Germain, maar de rivaliteit met de Comédie-Italienne brengt hier verandering in. In plaats van te concurreren met de grote populariteit van de opéra comique, besluit de Comédie-Italienne om - met de steun van het hof - de rechten van de opéra comique af te kopen. Zij recruteert vervolgens zes vennoten, waaronder Favart. In 1762 fuseert de opéra comique met de Comédie-Italienne en verhuizen zij naar de Hôtel de Bourgogne. De Comédie-Italienne krijgt hierdoor een dubbel repertoire, met lichte Italiaanse komedies enerzijds, en de opéras comiques anderzijds, waarbij de serieuzere toon en de ariettes de overhand krijgen over de volkse vaudevilles. Door de populariteit van de opéras comiques focust het repertoire van de Comédie-Italienne zich vanaf 1779 uitsluitend op Franse komedies of drama’s. Met de populariteit van de ariettes komt er een eind aan het bewind van Favart, dat plaats maakt voor de zogenaamde sociale komedie van [[Jean-François Marmontel|Marmontel]] en [[Michel-Jean Sedaine|Sedaine]]. Een aandacht voor het pastorale genre, het realisme, de deugdelijkheid en de sentimentaliteit staat hierbij centraal. Bekende werken zijn onder andere ''[[Jardinier et son seigneur]]'' (1761) en ''[[Le Déserteur]]'' (1769). In 1783 verhuist de Comédie-Italienne naar een nieuw theater (het Théâtre Royal Italien) ontworpen door de hofarchitect [[Jean-François Heurtier]] en gefinancierd door de hertog Choiseul. De eerste Salle Favart wordt ingewijd door [[Marie Antoinette van Oostenrijk|Marie-Antoinette]].<ref>Saint Pulgent 2010, p. 26-28.</ref>
Regel 31:
De [[Franse Revolutie|Franse revolutie]] heeft een erg grote invloed op het Parijse muziekleven. Het decreet van 1791 verkondigt de vrijheid van de theaterindustrie, wat ervoor zorgt dat in één jaar tijd 23 nieuwe theaters gevormd worden. Naast deze snelle uitbreiding leiden verschillende opvoeringen tot politieke oproer. In 1793 wordt verkondigd dat enkel werken die het patriottisme en de deugden zegevieren zijn toegelaten. Het decreet van 1791 bevrijdt de opéra comique van haar belastingen aan de Opéra en de naam Comédie-Italienne wordt veranderd in Opéra-Comique. Ze verliest echter eveneens haar monopolie op het uitvoeren van opéras comiques en krijgt hierdoor serieuze concurrentie van het [[Théâtre Feydeau]]. De opéra comique sluit zich aan bij de geest van de revolutie, en produceert werken als ''[[Le Chêne patriotique]]'' van [[Nicolas Dalayrac]] en ''[[Les Rigueurs du cloître]]'' van [[Henri Montan Berton]].<ref>Saint Pulgent 2010, p. 31-33.</ref>
 
Het genre van de opéra comique wordt in het algemeen dramatischer en minder komisch, wat de invloed van de romantiek weerspiegelt. De vooraanstaande componisten tijdens deze periode zijn, naast Dalayrac en Berton, [[Étienne Nicolas Méhul|Étienne Méhul]] en [[Rudolphe Kreutzer]]. De belangrijkste componisten van het Théâtre Feydeau zijn [[Luigi Cherubini]], [[Pierre Gaveaux]], [[Jean-François Lesueur]] en [[François Devienne]]. Met name de werken van [[Étienne Nicolas Méhul|Étienne Méhul]] (bijvoorbeeld ''[[Stratonice]]'' in 1792 en ''[[Ariodant]]'' in 1799), [[Luigi Cherubini|Cherubini]] (''[[Lodoiska]]'' in 1791, ''[[Médée]]'' in 1797 en ''[[Les deux journées]]'' in 1800) en [[Jean-François Lesueur|Lesueur]] (''[[La caverne]]'' in 1793) tonen de invloed van de componist [[Christoph Willibald Gluck|Gluck]] (bekend door zijn hervormingen van de serieuze Franse operatraditie) en een interesse voor de enscenering van eigentijdse taboes (bijvoorbeeld het incestueus verhaal in Méhuls ''[[Mélidore et Phrosine]]'' in 1794 of Cherubini’s bekende opera ''[[Médée]]''). Orkestratie en harmonie zijn complexer dan in de muziek van de oudere generatie, gesproken dialogen worden ingekort, en er is meer oog voor continuïteit (bijvoorbeeld door het gebruik van herinneringsmotieven).<ref>M. Elizabeth C. Bartlet and Richard Langham Smith. [http://www.oxfordmusiconline.com/subscriber/article/grove/music/43715 name="Opéra comique"], Grove Music Online. Oxford Music Online. 19 November 2009</ref>
 
Wegens financiële redenen fuseren de Opéra-Comique en het Théâtre Feydeau in 1801. In 1807 neemt het (Eerste) [[Eerste Franse Keizerrijk|Franse Keizerrijk]] de autoriteit over de theaters. Dit leidt tot een limiet van het aantal uitvoeringen en het bepalen van een afzonderlijk repertoire voor elk theater. Terwijl de vernieuwingen op muziek- en theatervlak toegekend worden aan het repertoire van de Opéra, hoort de Opéra-Comique zich te richten op “comédies ou drames mêlés de couplets, d’ariettes et de morceaux d’ensemble”, wat hen het recht geeft om gesproken dialogen op te voeren zolang deze onderbroken worden door gezongen nummers.<ref>Saint Pulgent 2010, p. 33-34.</ref>