Wet van Say: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Fix parameters
FNAS (overleg | bijdragen)
→‎Says formulering: Opgeschoond en voorzien van een moderne formulering.
Regel 2:
De '''wet van Say''' stelt dat elk [[aanbod (economie)|aanbod]] zijn eigen [[vraag (economie)|vraag]] schept. Dit [[economie|economische]] principe wordt toegeschreven aan de [[Frankrijk|Franse]] zakenman, politicus en [[economie|econoom]] [[Jean-Baptiste Say]] (1767-1832).
 
Say ging uit van de aanname dat de vraag naar goederen in beginsel oneindig is (dit geldt misschien niet voor de eerste levensbehoeften, maar wel voor luxegoederen). Verder betoogde hij dat [[koopkracht]] voortkwam uit inkomen: ieder goed dat geproduceerd werdwordt, levert inkomen opoplevert dat besteed kan worden om aan dedeze oneindige vraag te voldoen. Vraagoverschot en aanbodoverschot zouden tijdelijke en lokale afwijkingen zijn, die spoedig door het marktmechanisme gecorrigeerd zouden worden.<ref name=":0">{{Aut|Robert L. Heilbroner}}, ''The Worldly Philosophers'', Simon & Schuster, 1999.</ref>
 
Onmiddellijk gevolg van de wet van Say is dat een algehele [[overproductiecrisis]] niet kan voorkomen: [[recessie|recessies]] ontstaan niet door een gebrek aan vraag of aan [[geld]], maar door [[Schok (economie)|externe oorzaken]]. Voorspoed zou dan ook vergroot moeten worden door de [[productie]] te stimuleren, niet de [[consumptie]]. Vanuit Says standpunt leidt het vergroten van de [[geldhoeveelheid]] simpelweg tot [[inflatie]] ([[kwantiteitstheorie]]); meer geld om dezelfde hoeveelheid goederen te kopen representeert geen echte vergroting van de vraag.
 
== Says formuleringFormulering ==
Says oorspronkelijke formulering luidt als volgt:
In Says woorden: “producten worden betaald met producten” (1803: blz. 153), of “een overschot kan slechts ontstaan als er te veel productiemiddelen voor het ene product worden aangewend en te weinig voor een ander”. (1803: blz. 178-9). Uitgebreid op dit punt ingaand schreef hij:
 
{{cquote|Het is nuttig om op te merken dat op het exacte moment dat een product gemaakt is, het een markt veroorzaakt voor andere producten voor de volledige waarde van het product zelf. Als de producent de laatste hand aan het product heeft gelegd, zal hij het zo snel mogelijk willen verkopen uit angst dat de waarde zal afnemen terwijl hij het bezit. Hij is niet minder geneigd om het geld dat hij ervoor kan krijgen kwijt te raken; aangezien ook de waarde van geld kan afnemen. Maar de enige manier om van geld af te komen is om het één of andere product te kopen. Hierdoor is het enkele feit dat er een product geproduceerd is een nieuwe mogelijkheid voor andere producten. ''(|J.B. Say, 1803: p.138-9)''}}
 
In moderne termen maakt Say hier twee denkstappen:<ref>{{En}}{{Aut|Ernesto Screpanti}} en {{Aut|Stefano Zamagni}}, ''An Outline of the History of Economic Thought'', Oxford University Press, 2005, pp. 86-87.</ref>
Hij schreef ook:
# Inkomen is gelijk aan de waarde van productie, ''Y = X''. Dit is onomstreden.
{{cquote|Het is niet de overvloedigheid van geld maar de overvloedigheid van andere producten in het algemeen die voor verkopen kunnen zorgen. Geld speelt geen andere rol dan die van geleider in deze dubbele [[ruil (economie)|ruil]]. Als de uitwisselingen klaar zijn zal men zien dat er met producten voor producten is betaald.}}
# Inkomen is [[koopkracht]] en die koopkracht wordt onmiddellijk benut: al het inkomen wordt ingezet voor consumptie of investering. De [[effectieve vraag]] is dus gelijk aan het inkomen, ''EV = C+I = Y''. Nog anders gesteld is de [[spaarquote]] bij Say gelijk aan nul.
Punt (2) is een sterke aanname en vormt de aanleiding voor alle kritiek die de wet van Say in de loop van twee eeuwen heeft moeten verduren. De afwezigheid van besparing is bij Say zelf een gevolg van de [[kwantiteitstheorie]] van het geld:{{cquote|Het is niet de overvloedigheid van geld maar de overvloedigheid van andere producten in het algemeen die voor verkopen kunnen zorgen. Geld speelt geen andere rol dan die van geleider in deze dubbele [[ruil (economie)|ruil]]. Als de uitwisselingen klaar zijn zal men zien dat er met producten voor producten is betaald.}}
 
SayIn wasSays heteigen oneenshanden metwerd dezijn stellingwet dateen hetargument slechttegen ging met bedrijven omdat mensen niet genoeg geld hadden en er dus meer geld gedrukt zou moeten worden[[geldschepping]]. SayHij beargumenteerde dat de mogelijkheid om dingengoederen aan te schaffen alleen verhoogd kon worden door een hogere productie. James Mill gebruikte de wet van Say als argument tegen hen die de economie wilden oppeppen met niet-productieve consumptie. Consumptie vernietigt rijkdom, in tegenstelling tot productie, die de bron is van [[economische groei]]. De vraag naar een product bepaalt de prijs van een product, niet of het geconsumeerd zal worden.
 
== Waardering ==
De wet van Say werd aangehangen door de meeste [[Klassieke economie|klassieke]] en [[Neoklassieke economie|neoklassieke economen]], James Mill, [[John Stuart Mill]] en [[David Ricardo]] voorop. VroegeJames kritiekMill kwamgebruikte vande [[Sismondi]],wet [[Thomasals Malthus|Malthus]]argument entegen [[Karlhen Marx|Marx]].die Dede eersteeconomie weeswilden opoppeppen hetmet koopkrachteffectniet-productieve van verlagingenconsumptie (in hetmoderne [[Reëeltermen, loon|reëleconsumptie; loon]]''productieve alsconsumptie'' betekent bij gevolgde vanklassieken concurrentieinvestering).
 
Vroege kritiek kwam van [[Sismondi]], [[Thomas Malthus|Malthus]] en [[Karl Marx|Marx]]. De eerste wees op het koopkrachteffect van verlagingen in het [[Reëel loon|reële loon]] als gevolg van concurrentie.
Malthus betoogde in een briefwisseling met Ricardo voorzichtig dat de wet van Say geen rekening hield met besparingen. Ricardo riposteerde dat ''to save is to spend'', zodat besparing op de korte termijn op de lange termijn alsnog consumptie of productieve investering inhield. Malthus wist zijn argument echter nooit sluitend te krijgen en gaf de strijd op.<ref name=":0" />
 
Malthus betoogde in een briefwisseling met Ricardo al voorzichtig dat de wet van Say geen rekening hield met besparingen. Ricardo riposteerde dat ''to save is to spend'', zodat besparing op de [[korte termijn]] op de lange termijn alsnog consumptie of productieve investering inhield. Malthus wist zijn argument echter nooit sluitend te krijgen en gaf de strijd op.<ref name=":0" />
Marx wees op de asymmetrie tussen goederen en geld: goederen zijn specifiek, maar geld is een universeel ruil- en oppotmiddel. Niet alleen is het opsparen van geld makkelijker, het is ook te verkiezen in tijden van onzekerheid en neergang. In de mogelijkheid om consumptie uit te stellen ligt de mogelijkheid van een crisis besloten.<ref>{{Citeer boek|auteurlink=David Harvey|auteur=David Harvey|titel=Companion to Marx's Capital|uitgever=Verso|datum=2010|pagina's=pp. 65-68|ISBN=|bezochtdatum=}}</ref>
 
Marx wees op de asymmetrie tussen goederen en geld: goederen zijn specifiek, maar geld is een universeel ruil- en oppotmiddel. Niet alleen is het opsparen van geld makkelijker, het is ook te verkiezen in tijden van onzekerheid en neergang. In de mogelijkheid om consumptie uit te stellen ligt de mogelijkheid van een crisis besloten.<ref>{{Citeer boek|taal=|auteurlink=David Harvey|auteur=David Harvey|medeauteurs=|url=|titel=A Companion to Marx's Capital|uitgever=Verso|datum=2010|pagina's=pp. 65-68|ISBN=|bezochtdatum=}}</ref>
 
De [[crisis van de jaren 30]] toonde de mogelijkheid van een recessie door overproductie/onderconsumptie duidelijk aan. [[John Maynard Keynes|Keynes]] kraakte de wet van Say in zijn [[The General Theory of Employment, Interest and Money|''General Theory of Employment, Interest and Money'']], onder verwijzing naar Malthus, en kwam tot dezelfde conclusie als Marx. In Keynes' termen zorgen onzekerheid en neergang voor een verhoging van de [[marginale spaarquote]], die een recessie kunnen inluiden. Dergelijke situaties roepen in de [[Keynesiaanse economie|keynesiaanse]] visie om stimulering, van overheidswege, van de effectieve vraag.