Dialect: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pieter Bal (overleg | bijdragen)
Kwaremont (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 22:
 
Volgens een strikt taalkundige definitie staat het begrip [[wederzijdse verstaanbaarheid]] centraal bij het onderscheid tussen taal en dialect. Zolang er sprake is van wederzijdse verstaanbaarheid, kunnen volgens deze definitie twee of meer taalvariëteiten als dialecten van dezelfde taal worden beschouwd.<ref>Guy Deutscher (2005), ''The Unfolding of Language: An Evolutionary Tour of Mankind's Greatest Invention '', p. 56.</ref>
 
Recent is een politisering gaande van de discussie over taal en dialect. De Europese regelgeving kent een hogere wettelijke status en bijbehorende rechten toe aan talen boven dialecten, en daarom streven voorstanders van dialecten naar een 'taalstatus' voor hun dialect(en). Wezenlijk voor de juridische status van een taal is echter een standaardnorm waaraan de taalrechten gebonden kunnen worden en de sprekers gehouden zijn om zich in schrift uit te drukken, eventueel onderwijs in te geven en hun media mee te presenteren. Deze standaardnorm is bijvoorbeeld (nog) niet aanwezig voor het Nedersaksisch en het Limburgs, dialectclusters met een bijzonder grote variatie in gesproken regionale varianten, waarboven (nog) geen overkoepelende geschreven vorm bestaat die door de sprekers van die varianten zou worden erkend en gekend. Toch dringen de voorstanders aan op de taalstatus, waarmee zij de principiële discussies 'taal versus dialect' en 'gesproken versus geschreven taal', c.q. 'omgangs- versus officiële taal' vermengen met instrumentele en pragmatische overwegingen.
 
==Taalgebruikers==
Er is een verschil in [[sociale status]] tussen een “taal” (dat is de benaming voor een taalvariant die aanzien geniet) en een “dialect” (een taalvariant die met minder achting, soms zelfs met verachting wordt bezien).<ref>Bijvoorbeeld Scholtmeijer, p. 25</ref> Deze sociale status straalt af op de gebruikers van de taalvariant, althans zo kan dit worden gevoeld. Door de niet-dominante rol van een bepaalde taalvariant zullen woorden verdwijnen ten gunste van woorden uit de standaardtaal, en dit wordt door taalgebruikers als taalverlies ervaren. De werkelijkheid waarin een dialect zich uitdrukt is die van lokale en regionale verhoudingen en van ambachtelijke productiewijzen, die niet meer door de moderniserende samenleving ondersteund worden en grotendeels folklore zijn geworden. Veel van typische dialectwoordenschat en uitdrukkingswijzen is daarmee taalhistorie. De taalkundige wijst daarbij op nog andere veranderingen: het verliesbetekenisverlies van beeldspraak en van grammaticale elementen. Hoewel taalverandering altijd en overal aanwezig is, wordt de onderhavige als extra betreurenswaardig ervaren: er verdwijnt een deel van het linguïstisch geheugen.<ref>Jan Stroop, “Van Dialect naar A.A.N.”, in: H.H.A. van den Wijngaard, A.H.P.J. Dams en A.H.G. Schaars, ''Van de A tot de AA. Het dialectenboek 2'', Waalre 1993:17-18</ref> Aangezien taal als het vehikel van de cultuur wordt gezien, ontstaat aldus ook de vrees voor cultuurverlies.<ref>H.W.M. van Run, “Dorpstaal als wereldtaal”, in: Van den Wijngaard e.a. 1993:15</ref>
Ondertussen juichen andere taalgebruikers het verdwijnen van regionale taalvarianten juist toe als het verlaten van knellende, de vooruitgang remmende sociale verbanden. Zij zien in de overgang op moderner en grootschaliger gefundeerde talen een sociale en communicatieve winst. Ook het terugdringen van de Nederlandse taal aan de universiteiten, men zou kunnen zeggen de dialectisering van het Standaard Nederlands tot spreektaal, ten gunste van het grootschaliger functionerende Engels past in deze zienswijze.
Dat ondertussen andere taalgebruikers het verdwijnen van regionale taalvarianten juist toejuichen, doet aan de genoemde gevoelens niets af. Het kan wel leiden tot scherpe controversen en polemieken.
 
== Verwante begrippen ==