Geschiedenis van Polen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Fix parameters
Regel 23:
Onder [[Sventopluk]] bereikte dit rijk zijn grootste omvang en breidde zich uit tot delen van het huidige Polen, zoals [[Silezië]] en [[Klein-Polen]]. Het land tussen de [[Warthe]] en de [[Oder]] werd daarbij door keizer [[Arnulf van Karinthië]] in leen gegeven. Moravië en Bohemen vielen meer dan 100 jaar lang onder het aartsbisdom Regensburg.
 
Het inmiddels christelijk geworden Moravische Rijk werkte de politieke vereniging van de Polaanse krachten in de hand. Het Polaanse rijk werd naar Moravisch voorbeeld ingericht. In de [[9e eeuw]] berichtte een Beierse aardrijkskundige voor de eerste maal over de Polaanse stammenstructuur in het huidige Polen. De missionaris onder de Slaven, [[Methodius]], sprak in overdreven bewoordingen van een machtige staat van de stam van de [[Wislanen]], die reeds in de [[9e eeuw]] bestond en door hem naar de [[Oosterse Orthodoxie|Grieks-Byzantijnse traditie]] gekerstend was. Daartegenover kwam vanuit het westen de Roomse vorm van het christendom naar de Poolse gebieden, gedragen door Duitse vorsten en de bisschop van [[Maagdenburg (stad)|Maagdenburg]]. De strijd om de macht tussen oost en west was echter nog lang niet beslist.
 
Verdere voortgang op de weg van autonome staatkundige ontwikkeling werd door de [[Magyaren|Hongaarse rooftochten]] begunstigd. Onder leiding van hun vorst [[Árpád]] drongen de [[Magyaren]] Midden-Europa binnen en hielden daar een halve eeuw huis. Pas na hun vernietigende nederlaag in de [[Slag op het Lechveld]] bij Augsburg tegen [[keizer Otto I]] trokken zij zich in wat hun Hongaarse stamland zou worden terug. Dit effende de weg voor de staatsrechtelijke consolidering van Polen.
Regel 30:
 
== Geschiedenis 966-1572 ==
De staatsvorming was in handen van een aantal verwante vorstengeslachten, de zogenaamde Piasten, die regionaal het gezag uitoefenden over de lagere adel.
In 956 trouwde de Piast Mieszko I met de zuster van de hertog van Bohemen en in [[966]] na Christus bekeerde vorst [[Mieszko I]] zich tot het [[christendom]]. Hierdoor plaatste hij zich onder de bescherming van de paus. Zijn bekering tot het christendom leek voornamelijk politiek te zijn. Otto de Grote, keizer van het Heilig Roomse Rijk had zijn rijk al uitgebreid tot aan de Oder en zou zonder de bekering van Mieszko I diens heidens rijk hebben willen kerstenen en inlijven. Miezsko I was dus de enige die tegen deze bedreigingen kon optreden en hij verenigde de verschillende [[Slavische volkeren|Slavische]] stammen op de laagvlakte tussen de rivieren [[Oder]] en [[Wisła (rivier)|Wisła]] (Vistula, Weichsel). Zijn zoon, [[Koning (titel)|koning]] [[Bolesław de Dappere]] werd tot eerste koning gekroond van Polen, een aanduiding afkomstig van het Slavische woord ''Pole'', hetgeen veld of vlakte betekent.
 
[[Bestand:MieszkoDagome.jpg|thumb|left|150px|Mieszko I. Een geïdealiseerd 20e-eeuws portret. Er zijn geen portretten uit die tijd bewaard gebleven.]]
 
Al onmiddellijk werd het centrale gezag op de proef gesteld door een heidense opstand onder leiding van de lagere adel die de centraliserig niet kon aanvaarden. Na hun nederlaag bleef het koninkrijk instabiel. Te grote expansieneigingen breidden het koninklijk gezag korte tijd uit over [[Bohemen]] en [[Pommeren (streek)|Pommeren]], en zelfs westwaarts tot over de [[Oder]], maar dat vergde te veel organisatiekracht. Bohemen, inmiddels ook een koninkrijk, wist de piasten van [[Silezië]] tot een oriëntatie op Praag te bewegen, terwijl [[Hertogdom Pommeren|Pommeren]] zich de status van autonoom hertogdom toekende. Omdat Bohemen deel van het Duitse Rijk was en Pommeren om zijn zefstandigheid te garanderen de Duitse keizer ook als leenheer aanzocht, werden beide gebieden gaandeweg onderdeel van de Duitse cultuurwereld.
De grenzen van het koninkrijk van de Piasten, de nakomelingen van Mieszko I, verschilden niet al te veel met die van het huidige Polen. Hoofdstad was aanvankelijk de stad [[Gniezno (stad)|Gniezno]], maar omstreeks 1100 werd die verplaatst naar [[Krakau]]. Latere koningen slaagden er echter niet in de eenheid van het land te bewaren. De gewoonte bestond jongere zonen te benoemen tot hertog over een deel van het land, omdat het in de middeleeuwse omstandigheden moeilijk was een centraal gezag uit te oefenen over een zo groot gebied. Dat leidde dan vaak tot onderlinge oorlogen over de opvolging. In de 12e eeuw valt het land daardoor geleidelijk uiteen, eerst in de vijf deelvorstendommen [[Hertogdom Groot-Polen|Groot-Polen]] (rondom [[Poznań (stad)|Poznań]]), [[Hertogdom Pommeren|Pommeren]] (de zeekust), [[Hertogdom Mazovië|Mazovië]] (rondom Warschau), [[Klein-Polen]] (rondom Krakau) en [[Silezië]]. Later zouden sommige van die deelvorstendommen op hun beurt worden opgedeeld, zodat Polen omstreeks 1240 uit tien vorstendommen bestond, die weinig vermogen hadden tot gemeenschappelijke actie. De piastengeslachten in Silezië en de hertogen van Pommeren speelden vanaf de 13de eeuw geen rol meer in de Poolse machtverhoudingen en verwikkeligen. Zij zochten definitief hun plaats in het Duitse, zogeheten Heilige Roomse Rijk. Zeker nadat in 1242 een invasie van de [[Mongolen]] verschrikkelijke verwoestingen had aangericht en het Poolse koninklijk gezag daar niet tegen opgewassen bleek.
 
Regel 54:
In deze periode bestond in Polen religieus verdraagzaamheid.
 
De koning bleef weliswaar Rooms-katholiek en de katholieke godsdienst domineerde, maar [[joden]] en protestanten ([[lutheranisme|lutheranen]], [[calvinisme|calvinisten]] en zelfs [[Unitarisme (theologie)|unitariërs]]) werden getolereerd, dat wil zeggen dat vooral calvinistische gemeenten op het platteland onder gezag van adellijke families tot stand kwamen, en dat lutheranen zich in de Duitssprekende steden organiseerden,
terwijl de Wit-Russische en Oekraïense bevolking in het oosten haar orthodoxe geloof binnen een autonome kerkorde mocht belijden. Polen-Litouwen was destijds toevluchtsoord voor met name vervolgde joden elders in Europa, met als gevolg dat Polen begin 20e eeuw de grootste concentratie joden in Europa zou hebben. In de laatste twee decennia van de 16de eeuw kwam aan de tolerantie een einde toen de [[jezuïten]]orde de vrije hand treeg om het kerkelijk leven met dwang en geweld te uniformeren. De calvinistische gemeenten verdwenen omdat de plattelandsadel zich neerlegde bij deze [[Contrareformatie]]. In enkele belangrijke steden, zoals [[Gdańsk|Danzig]], [[Toruń|Thorn]] en [[Elbląg (stad)|Elbing]], wisten de lutheranen in onderhandeling met de koning voor hun geloof nog wel een autonoom statuut te verwerven. De orthodoxen wisten hun autonomie met Russische steun te handhaven en de joden werden voorlopig ongemoeid gelaten omdat zij te belangrijk waren voor de koninklijke schatkist.
 
Het was hoofdzakelijk de adel die van de nieuwe welvaart profiteerde, want de [[horigheid]] van de boerenbevolking verscherpte in deze periode.
Regel 113:
Hertog van Warschau werd [[Frederik August I van Saksen|Frederik August I]], keurvorst van Saksen en kleinzoon van de voormalige koning August III. Legeraanvoerder van de nieuwe staat werd [[Józef Poniatowski]], een neef (oomzegger) van Polens laatste koning Stanislaus Poniatowski.
 
Het hertogdom Warschau was natuurlijk in feite een Franse vazalstaat, maar de Polen waren er redelijk enthousiast over. Bovendien waren zij gebrand op wraak op de Russische erfvijand. De ongeveer 100.000 Poolse soldaten die deel uitmaakten van de "Grande Armée", waarmee Napoleon in 1812 Rusland binnenviel, behoorden tot de meest enthousiaste soldaten die onder de keizer dienden. Helaas keerden weinigen van hen levend terug en toen het Russische leger in 1813 Pools grondgebied betrad, was het met het groothertogdom gedaan.
 
Op het [[Congres van Wenen]] werd in 1815 besloten dat Polen verdeeld zou blijven onder Rusland, Pruisen en Oostenrijk. De invloedssferen veranderden echter wel. Het gebied van het [[hertogdom Warschau]] werd nu toegewezen aan Rusland, met uitzondering van de provincie [[Posen (provincie)|Posen]] (Poznań), die weer onder Pruisisch bestuur kwam. Oostenrijk behield Galicië.
Regel 121:
Even leek het erop dat er misschien een periode van Pools-Russische verzoening zou aanbreken, maar de "wittebroodsweken" duurden niet lang. Het was een merkwaardige situatie dat de tsaar in Warschau constitutioneel vorst was, die in samenwerking met een parlement regeerde, maar in Moskou en Sint-Petersburg een absolute autocraat. Dat gaf spanningen, die ertoe moesten leiden dat op den duur ofwel ook Rusland een constitutionele monarchie zou worden, ofwel de constitutie in Polen de nek zou worden omgedraaid. In de praktijk had tsaar [[Alexander I van Rusland|Alexander]] reeds de neiging om de Poolse grondwet vaak te negeren. Dat werd nog een stuk erger toen hij in 1825 werd opgevolgd door zijn autoritaire broer [[Nicolaas I van Rusland|Nicolaas]].
 
In november 1830 brak de [[Poolse Novemberrevolutie van 1830]] uit in het Russisch deel, en zij sloeg in minder gewelddadige vorm over naar de andere delen. Politie brak de protesten en adhesiebetuigingen daar, terwijl in het Russische deel militairen nodig waren en gevechten uitbraken. Deze opstand zou tsaar Nicolaas verhinderen te interveniëren in de [[Belgische Opstand]]. Na enkele maanden verzet, moesten de Poolse opstandelingen capituleren. Honderden van hen werden geëxecuteerd en duizenden anderen werden naar [[Siberië]] verbannen. Vele anderen gingen in ballingschap, en vestigden zich vooral in Parijs.
 
Als strafmaatregel werd aan het koninkrijk Polen zijn autonomie ontnomen. Er ontwikkelde zich nu een fatale spiraal van toenemend verzet, dat door steeds scherpere repressie zou worden beantwoord.
Regel 129:
De Poolse adelsklasse (en de opkomende burgerij) ontwikkelde de nieuwe gedachte dat de Polen één natie waren, waartoe niet alleen de adel maar ook de burgers en analfabete plattelanders behoorden. Die laatsten, tot ver in de 19de eeuw lijfeigenen, moesten zich nog tot politiek bewustzijn emanciperen. Een geluk was dat in de 19e eeuw het reizen over de grenzen betrekkelijk weinig problemen met zich mee bracht. En als de Poolse cultuur onderdrukt werd in Rusland en Pruisen, dan was het altijd mogelijk uit te wijken naar het Oostenrijkse deel van Polen ... of naar Frankrijk. Het was nauwelijks een overdrijving te beweren dat in de 19e eeuw Parijs de culturele hoofdstad van Polen was. De dichter [[Adam Mickiewicz]] en de componist [[Frédéric Chopin]], bijvoorbeeld, brachten daar een belangrijk deel van hun scheppend leven door.
 
In Pruisisch Polen woonden de meeste Polen in de provincie [[Posen (provincie)|Posen]] waar, na aanvankelijke tolerantie, sinds de opstand van 1860 een straffe [[germanisering]]spolitiek werd doorgevoerd. In Oostenrijks-Polen beschikten de Polen evenwel over een verregaande culturele autonomie en de Poolse adel nam daarbij een politiek dominerende plaats in. Dat stimuleerde overigens niet haar streven naar onafhankelijkheid. De [[Roes (volk)|Roethenen]] in het oostelijke deel ([[Galicië (Centraal-Europa)|Galicië]]) werden onder Poolse dominantie kort gehouden en zij zochten bescherming bij de Oostenrijkse autoriteiten.
 
Om de voortdurende opstandigheid van de Polen voorgoed de baas te worden waren in 1860 executies en verbanningen in Russische-Polen nog talrijker dan in 1831. Nu werd zelfs het Koninkrijk Polen opgeheven en de status van het land werd gedegradeerd tot een Russische "goebernia" (provincie). De autonomie werd afgeschaft en het Russisch werd de bestuurstaal. Terreuraanslagen tegen Russische ambtenaren bleven met regelmaat doorgaan. De Russische autoriteiten verboden nu alle onderwijs in het Pools. De haat tegen de Russen die door die maatregel werd opgeroepen is nog tot vandaag levend gebleven in het Poolse bewustzijn. Sinds die tijd was de [[Rooms-Katholieke Kerk]] het toevluchtsoord voor het Poolse nationale bewustzijn, de taal en de cultuur. De Russische regering durfde de Kerk niet aan te pakken en dat zou opnieuw zo zijn onder de Sovjet-dominantie, een eeuw later.
 
In 1860 werd de reactionaire Nicolaas I in Rusland opgevolgd door zijn zoon [[Alexander II van Rusland|Alexander II]], die serieuze hervormingen ondernam. De hervormingsgezinde tsaar en de hervormingsgezinde Polen slaagden er echter niet in een gemeenschappelijke taal te vinden. Ook in letterlijke zin niet, want het Pools zou als tweede taal door het Russisch als enige vervangen worden. Zijn opvatting van hervorming omvatte ook de bestuurlijke centralisering en culturele homogenisering van zijn rijk.
De band met Rusland had economisch wel voordelen. Door de relatief hoge volksontwikkeling, de opheffing van de lijfeigenschap, en het relatief dichte spoorwegnet in de tamelijk dichtbevolkte Poolse provincie, werd Russisch-Polen een van de centra van industrialisatie in het Russische Rijk. De toegang tot de Russische markt was zeer voordelig voor de opkomende Poolse industrie. Deze industrie werd overigens vooral door Joden en Duitsers ontwikkeld.
 
Regel 141:
 
== Polen tijdens het interbellum ==
Het land verscheen na 1918 hernieuwd op de Europese kaart, na ten gevolge van de [[Poolse delingen]] anderhalve eeuw verdeeld te zijn geweest tussen de omringende grootmachten ([[Pruisen]] resp. [[Duitsland (hoofdbetekenis)|Duitsland]], [[Keizerrijk Oostenrijk|Oostenrijk]] en [[Rusland]]). De begrenzingen van de heropgerichte staat waren echter ongewis en de Geallieerden waren het daar ook niet over eens. Frankrijk wenste een zo groot mogelijke uitbreiding, Groot-Brittannië was zuiniger en betwijfelde of de stad [[Gdańsk|Danzig]] en de industrie van [[Opper-Silezië]] wel in goede handen zouden komen, wanneer deze gebieden bij Polen gevoegd zouden worden.<ref>{{Citeer boek| achternaam = Snyder| voornaam = Timothy| auteurlink = | medeauteurs = | datum = 2010| titel = Bloedlanden: Europa tussen Hitler en Stalin| uitgever = | plaats = | ISBN = | NUR = | bezochtdatum = | bladzijdespagina's = | taal = | URL = https://books.google.nl/books?id=RD4wAgAAQBAJ&pg=PT21&dq=polen+1918&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwjjwcTIm-bLAhUGMhoKHYwsCckQ6AEIRzAI#v=onepage&q=polen%201918&f=false| URLdatumbezochtdatum =}}</ref> Maarschalk [[Józef Piłsudski]], de leider van de (niet-marxistische) Poolse Socialistische Partij (PSP) werd de eerste president van de republiek Polen. Als oostgrens werd in 1918 na Britse bemiddeling de [[Curzonlijn]] getrokken, genoemd naar de Britse minister van buitenlandse zaken, Lord [[George Curzon]]. Ten westen van deze lijn was meer dan 50 % van de bevolking Pools, ten oosten een kwart.
 
Aangemoedigd door de successen van de Oekraïense nationalisten en het [[Witte Leger]] in [[Rusland]], ging Polen zich in [[1919]] de grenzen ver over de Curzon-lijn heen verleggen in Wit-Rusland en Oekraïne, hetgeen leidde tot een [[Pools-Russische Oorlog (1919-1921)|oorlog]] met de [[Sovjet-Unie]]. Aanvankelijk boekte het Poolse Leger grote successen tegen het [[Rode Leger (Sovjet-Unie)|Rode Leger]], maar later wist de Sovjet-Russische maarschalk [[Michael Toechatsjevski]] diep in de Poolse binnenlanden door te dringen en in [[juli]] [[1920]] stond het Rode Leger voor de poorten van [[Warschau]]. Een Poolse tegenaanval (geassisteerd door generaal Haller met zijn Poolse legerkorps uit Frankrijk) in augustus [[1920]] verdreef het Rode Leger echter weer. Onderhandelingen met de Sovjet-Russen leidden tot een wapenstilstand op [[12 oktober]] [[1920]] en de vrede van [[Riga]] in maart [[1921]]. Door deze vrede werd de staatsgrens ver ten oosten van de Curzon-lijn gelegd en kwamen omvangrijke [[Litouwers|Litouwse]], [[Wit-Russen|Wit-Russische]] en [[Oekraïners|Oekraïense]] minderheden binnen de Poolse grenzen (totaal 5 miljoen mensen).