Jan Wils (architect): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 98:
[[Bestand:Tribune in het Gemeentelijk Sportpark Alkmaar 2.jpg|thumb|''Tribune in het Gemeentelijk Sportpark, Alkmaar''. 1929-1930.]]
 
In december [[1924]] ontving Wils de opdracht de gebouwen voor de [[Olympische Zomerspelen 1928|Olympische Spelen van 1928]] in Amsterdam te ontwerpen. Deze opdracht had hij te danken aan zijn goede contacten met de vicevoorzitter van het [[NOC*NSF|NOC]], [[Pieter Scharroo]], met wie hij omstreeks deze tijd een handleiding voor ''Gebouwen en terreinen voor gymnastiek, spel en sport'' schreef. Ook had Wils zich in oktober 1924 onderscheiden bij het ontwerp van een sportcomplex aan de Wassenaarseweg in Den Haag en was hij vanaf 1925 actief bij de sport betrokken als docent aan de [[Academie voor Lichamelijke Opvoeding]] in Amsterdam.<ref>Van Bergeijk (2007): p. 73.</ref> Het eindresultaat, het [[Olympisch Stadion (Amsterdam)|Olympisch Stadion]] en verschillende andere gebouwen, waaronder een [[Schermen|schermzaal]] en een gebouw voor [[krachtsport]], werd over het algemeen zeer goed door de architectuurwereld beoordeeld. Foto's ervan werden tentoongesteld in het [[Stedelijk Museum (Amsterdam)|Stedelijk Museum Amsterdam]], waar hij op 30 juli in het bijzijn van het NOC en verschillende kunst- en architectuurverenigingen een oorkonde overhandigd kreeg.<ref>Anoniem (31 juli 1928): [p. 1].</ref> Voor zijn bijdrage aan de Olympische Spelen werd hij op [[2 augustus]] benoemd tot officier in de [[Orde van Oranje-Nassau]] en later die dag won hij de eerste prijs in de categorie architectuur van het Olympisch kunsttournooikunsttoernooi.<ref>Anoniem (3 augustus 1928): p. 1.</ref>
 
Toch was er ook kritiek op het stadion. De afwezigheid van zowel [[Architectura et Amicitia]] als [[Opbouw (architectuur)|Opbouw]] tijdens Wils’ huldiging waren veelzeggend.<ref>[[Architectura et Amicitia]] publiceerde ‘slechts’ twee artikelen over het Olympisch Stadion in haar orgaan ''Bouwkundig Weekblad Architectura''. Zie [http://libserv.tudelft.nl/tresor/books/Architectuur/Bouwkundig_weekblad_Architectura/dvd8/mm0_0001/mm0_0058.jpg], [http://libserv.tudelft.nl/tresor/books/Architectuur/Bouwkundig_weekblad_Architectura/dvd8/mm0_0001/mm0_0059.jpg], [http://libserv.tudelft.nl/tresor/books/Architectuur/Bouwkundig_weekblad_Architectura/dvd8/mm0_0001/mm0_005a.jpg], [http://libserv.tudelft.nl/tresor/books/Architectuur/Bouwkundig_weekblad_Architectura/dvd8/mm0_0001/mm0_005b.jpg] en [http://libserv.tudelft.nl/tresor/books/Architectuur/Bouwkundig_weekblad_Architectura/dvd8/mm0_0001/mm0_005c.jpg].</ref> De laatste groep was het duidelijkst in haar kritiek en vond dat Wils zich, door de betonconstructie te bekleden met bakstenen, schuldig had gemaakt aan effectbejag. Maar niet iedereen uit de nieuw zakelijke hoek dacht er zo over; zo vond [[Ben Merkelbach]] dat men zich niet hoefde ‘te schamen deze proeve van Nederlandsche architectuur aan buitenlanders te toonen’.<ref>Bergeijk (2007): p. 80, 82.</ref>