Implanteerbare cardioverter-defibrillator: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 6:
Bij een hoge hartslag is de actie van de ICD afhankelijk van de instelling. De volgende drie verschillende hartfrequentiezones zijn in te stellen:
* '''VT(ventrikeltachycardie)-monitorzone''': in deze hartfrequentiezone registreert de ICD het elektrogram en bewaart dit zodat dit later kan worden uitgelezen en beoordeeld, maar er volgt geen actie. Deze zone kan al dan niet ingesteld worden. De zone wordt meestal ingesteld ergens tussen 140 tot circa 200 hartslagen per minuut en heeft een onder- en bovengrens, waarbij de bovengrens niet met de andere zones mag overlappen.
* '''VT-therapiezone''': in de hartfrequentiezone zal de ICD het elektrogram registreren, zal de software analyseren of sprake is van een ventrikeltachycardie óf een ritmestoornis die niet afkomstig is uit de ventrikels, te weten een supraventriculaire tachycardie (SVT). Het algoritme dat gebruikt wordt om dit onderscheid te maken, verschilt per ICD-firma en per ICD-type. Als volgens het algoritme sprake is van een SVT, zal de ICD het elektrogram wel bewaren maar geen actie ondernemen. Is volgens het algoritme sprake van een VT, dan volgt een therapie. Er zijn 2 mogelijke therapieën
* '''VF(ventrikelfibrilleren)-zone''': als de hartfrequentie binnen deze zone valt, zal de ICD actie ondernemen. De ICD zal binnen deze zone niet discrimineren tussen de verschillende mogelijke ritmestoornissen. Bovendien zal de ICD niet uitgebreid gaan overpacen. De ICD zal direct de condensator laden nodig om een shock te geven, en na een ritmecheck direct een shock afgeven. Veel soorten ICD's kunnen zo worden ingesteld dat tijdens of voor het laden eenmalig een ATP wordt afgegeven. Deze zone wordt meestal ingesteld boven 220 tot 250 hartslagen per minuut en heeft alleen een ondergrens die niet mag overlappen met de andere zones.
|