Verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
[[Bestand:Vertreibung.jpg|{{Largethumb}}|Duitsers worden in goederenwagens gedeporteerd uit het [[Sudetenland]]. De meeste mannen waren toen in Sovjet-krijgsgevangenschap en de achtergeblevenen werden geinterneerdgeïnterneerd of op de vlucht gejaagd. Daartoe droeg geweld door [[Tsjechen|Tsjechische]] milities bij, zoals de razzia en moord op bewoners van onder meer [[Ústí nad Labem|Aussig an der Elbe]] in [[Bohemen]].]]
[[Bestand:Historical German linguistical area.PNG|{{Largethumb}}|Duitstalige bevolking en [[Duits]] taalgebied tot ca. 1945 op basis van volkstellingsgegevens uit 1910. Deze gegevens waren in 1936 nog steeds actueel, zij het dat het aantal Duitsers in het westen van het toenmalige Polen tussen 1919 en 1936 sterk was afgenomen.{{Bron?||2016|10|30}} Staatsgrenzen zijn aangegeven zoals zij bestonden van 1918 tot [[1 januari]] [[1936]].]]
[[Bestand:Verbreitungsgebiet der deutschen Sprache.PNG|{{Largethumb}}|Het huidige Duitse taalgebied in Centraal-Europa]]
Regel 10:
De verdrijving van minstens 12 miljoen Duitsers vond voornamelijk plaats tussen 1945 en 1949. De dodelijke slachtoffers die onder hen vielen ten gevolge van de, bijna altijd met geweld en/of intimidatie afgedwongen, verdrijving worden in aantal geschat tussen 300.000{{Bron?|Voor deze ondergrens van schattingen door onder andere Polen, Tsjechië en de Sovjet-Unie is een bron gewenst.|2013|02|12}} en 2,5 miljoen.<ref>Bundesminister des Inneren (1982) ''Eingliederung der Vertriebenen, Flüchtlinge und Kriegsgeschädigten in der Bundesrepublik Deutschland''. Bonn, p.18</ref> Het grote verschil in schattingen is er deels op terug te voeren of men alleen de standrechtelijke executies en moordpartijen daartoe rekent, of er ook de door oorlogsgeweld, honger, uitputting en ziekte omgekomenen bij telt. Sommigen rekenen er ook de Duitse militairen uit de betrokken gebieden die vanaf de herfst 1944 zijn omgekomen toe en hun dood is geen gevolg van de verdrijving als zodanig. De in krijgsgevangenschap gestorven militairen zijn evenmin in strikte zin slachtoffers van verdrijving. Tijdens hun vlucht naar het westen en in afwachting van hun uitwijzing, internering in arbeidskampen hebben in alle landen van Midden-Europa en de Sovjet-Unie, velen het leven gelaten. Vast staat dat van de Duitse staatsburgers in de geannexeerde provincies en van de zogenaamde [[Volksduitsers]] die als minderheden in de landen van Midden- en Oost-Europa woonden, er in 1950 2,5 miljoen niet meer als levend geregistreerd stonden. Dit aantal werd met een vijfde verlaagd tot 2 miljoen toen in de loop van de jaren vijftig grote groepen Duitse dwangarbeiders en krijgsgevangenen uit de Sovjet-Unie naar Duitsland werden uitgewezen, waaronder een half miljoen afkomstig waren uit de verdrijvingsgebieden.
 
De [[Regering in ballingschap|exil-regeringen]] van [[Tsjecho-Slowakije]] en [[Polen]], besloten in de eindfase van de [[Tweede Wereldoorlog]] tot het massaal uitwijzen van Duitsers uit het Tsjechoslowaakse en Poolse staatsgebied, respectievelijk in de van Duitsland te annexeren provincies. In het Engelse parlement was daarvoor instemming, al was toen nog niet geheel duidelijk welke gebieden van Duitsland onder die, met name Poolse, annexaties zouden vallen. De Verenigde Staten waren in dit opzicht het meest behoudend en wilden [[Neder-Silezië (provincie)|Neder-Silezië]] en het grootste deel van [[Pommeren (streek)|Pommeren]] niet door Polen laten annexeren. Alle geallieerden vonden verdrijvingen uit de annexaties noodzakelijk om te zorgen voor etnische en nationale homogeniteit en om territoriale aanspraken door Duitsland op deze gebieden in de toekomst te voorkomen. Ook de andere staten zouden zich mogen ontdoen van Duitstalige minderheden om op die wijze hun nationale homogeniteit na de oorlog te kunnen versterken. Naar de woorden van [[Winston Churchill|Churchill]] was juist de heterogeniteit van de Midden-Europese staten een aanleiding geweest voor het doen uitbreken van van de [[Tweede Wereldoorlog]] door Duitsland en Italië en hun bondgenoten Hongarije, Slowakije en Roemenië. Pas op 10 december 1948, dus nadat de verdrijvingen hadden plaatsgevonden, werd de ''Universele Verklaring van de Rechten van de Mens'', al in 1945 opgesteld, geratificeerd door de betrokken staten. In deze tot op heden geldende verklaring is bepaald dat vluchtelingen en verdrevenen het recht hebben om terug te keren naar de staat die zij verlaten hebben. De betrokken staten stellen dat dit principe pas als geldend beschouwd kan worden vanaf het moment dat de ratificatie plaatsvond. Formeel juridische vragen blijven onopgelost: wordt met 'terugkeer naar de staat', ook het woongebied dat onder die staat valt bedoeld, en zo ja, geldt dat dan ook voor door de betrokken staat (eventueel later) geannexeerde woongebieden.
 
Toen de Sovjet-Unie met haar troepen de [[Oder]] en de [[Neisse (rivier)|Neisse]] had overschreden, werden deze rivieren de nieuwe westgrens van Polen nadat het burgerlijke gezag door de Sovjets tot aan de rivier werd overgedragen aan Poolse autoriteiten. Vervolgens is een groot deel (90%) van de bijna tien miljoen Duitse staatsburgers dat beoosten deze rivieren woonde, is, voor zover al niet sinds januari 1945 tot aan de [[Conferentie van Potsdam]] op de vlucht, tot aan 1949 uitgewezen. Kleinere groepen die voor de wederopbouw en de instandhouding van de industrie nodig waren werden pas in de loop van de jaren vijftig uitgewezen naar de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]]. Daarnaast zijn eveneens meer dan 90% van de Duitstalige (etnische of wel [[Volksduitsers]]) minderheden in Polen (in zijn vooroorlogse omvang), Tsjechoslowakije (de zogenaamde [[Sudetenduitsers]]) en Joegoslavië gevlucht of uitgewezen. Hongarije en Roemenië mochten de helft van hun Duitstalige minderheden uitwijzen en de Sovjet-Unie hield er na de vlucht van honderdduizenden de helft achter, die zij niet wilde uitwijzen maar naar [[Siberië]] of [[Kazachstan]] deporteerde (zogenaamde Sovjet-Duitsers). Terwijl in 1944 in de genoemde landen nog 8,5 miljoen zogenaamde [[Volksduitsers]] woonden, was in 1950 het totale aantal etnische Duitsers dat nog steeds in Oost-Europa woonde gedaald tot 2,6 miljoen, waarvan de meesten in de Sovjet-Unie. In veel Engelstalige literatuur worden de aantallen uitgewezenen gereduceerd omdat men zich op het standpunt stelt dat alleen de door de [[Conferentie van Potsdam]] ''geautoriseerde'' aantallen genoemd moeten worden. De werkelijkheid was echter anders. In Potsdam wisten de Geallieerden namelijk niet hoeveel Duitsers er nog aanwezig waren, en werd uitgegaan van oncontroleerbare getalsopgaven door de Sovjet-autoriteiten. Bovendien werd aan de reeds gevluchten het recht ontzegd om terug te keren, en zo werden zij op deze formele grond niet als 'verdreven' beschouwd, maar als op eigen gezag vertrokken migranten.<ref>{{en}} {{Citeer boek|Achternaam = Wayne Slater | Voornaam = | Auteurlink = | Medeauteurs= | Datum = 1 juli 1997 | Titel = The Penguin Historical Atlas of the Third Reich | Uitgever = Penguin | Plaats = | ISBN = 978-0140513301 | Bladzijdes = | Taal = | URL = | URLdatum =}}</ref>
Regel 33:
 
[[Bestand:Bundesarchiv Bild 183-2003-0703-500, Rückführung deutscher Kinder aus Polen.jpg|thumb|Duitse kinderen uit de in 1945 door Polen geannexeerde provincies]]
[[Bestand:Bundesarchiv Bild 146-1996-030-01A, Danzig, Flüchtlingstreck.jpg|thumb|Vluchtelingen verlaten [[Gdańsk|Danzig]] vóór de vernietiging van dedeze stad door de Sovjet-artillerie.]]
Op de [[Conferentie van Jalta]] besloten de geallieerde leiders de ten oosten van de [[Oder-Neissegrens|Oder-Neissegrens]] gelegen [[voormalige gebieden van het Duitse Rijk in het oosten|Duitse provincies en gebieden]] tot [[Polen|Pools]] of Sovjet-Russisch grondgebied te maken. Het grootste deel werd toegewezen aan Polen, terwijl de Sovjet-Unie het noorden van [[Oost-Pruisen]] annexeerde om met de belangrijke haven van [[Koningsbergen|Königsberg]] haar greep op de Oostzee te kunnen verstevigen. Vanaf 1944 sloegen miljoenen Duitsers op de vlucht voor het oprukkende [[Rode Leger (Sovjet-Unie)|Rode Leger]]. Zij begaven zich lopend of met paard en wagen westwaarts in een zeer zware winter met temperaturen onder de -20°C. Deze vlucht kostte velen het leven. Als Sovjet-legereenheden de vluchtelingen inhaalden of hen bombardeerden, overleefden velen dat niet. Slechts tussen de drie en vier miljoen kwamen in deze eerste fase levend over de Oder en de Neisse. Toen zij na de verovering van Berlijn en de ineenstorting van het [[nazi-regime]] wilden terugkeren, werd dat geblokkeerd door Poolse milities en Sovjet-troepen die zich inmiddels langs de Oder en de Neisse hadden geïnstalleerd. De achtergeblevenen- tussen de vijf en zes miljoen - werden vervolgens geïnterneerd. Een miljoen van hen werd als dwangarbeider naar de [[Sovjet-Unie]] gedeporteerd. Een derde overleefde dat en werd in de loop van de jaren vijftig naar Duitsland uitgewezen. Tussen de zomers van 1945 en 1948 en voorts nog tot 1951 werden 3 tot 4 miljoen onder Poolse en Russisch gezag achtergeblevenen naar Duitsland uitgewezen en gedeporteerd, maar hun leefomstandigheden waren in afwachting daarvan zodanig slecht dat tijdens hun internering en ook tijdens de deportaties toch nog vele slachtoffers vielen. In totaal kwamen tussen 1944 en 1950 1.225.000 Duitse staatsburgers in de oostelijke annexatiegebieden onder Pools en Sovjet-gezag om het leven.<ref name="endedeskrieges">Gerd R. Ueberschär, Rolf-Dieter Müller: ''1945. Das Ende des Krieges.'' Darmstadt 2005, p.&nbsp;128.</ref> Polen en Tsjecho-Slowakije erkenden alleen diegenen als slachtoffer die doelbewust door hun milities na processen of standrechtelijk zijn geëxecuteerd. In Tsjecho-Slowakije zouden dat er 30.000 geweest zijn. Het totaal aantal omgekomenen - militairen, krijgsgevangenen en dwangarbeiders inbegrepen - lag maximaal tien maal zo hoog, dat wil zeggen op 300.000. De discussie over de aantallen wordt bemoeilijkt door een propagandistische benadering in de eerste twintig jaar na het gebeuren. Van Duitse zijde werden aantallen gemaximaliseerd door de bijtelling van militaire slachtoffers en van burgerslachtoffers van oorlogsgeweld dat niet direct met hun verdrijving in verband stond. Daarna leidde het hanteren van minimaliserende definities van Poolse en Tsjechische onderzoekers tot veel lagere aantallen waarin degenen die vluchtten voor de Sovjet-troepen en de slachtoffers van geweld en verwaarlozing na de inbezitneming van de betrokken gebieden door Sovjet-troepen en Poolse en Tsjechische milities niet opgenomen waren.
 
De verdrijving betrof de voormalige Duitse provincies [[Oost-Pruisen]], [[Pommeren (provincie)|Pommeren]], [[Silezië]], [[Neumark]] ([[Brandenburg (provincie)|Brandenburg]], voor het deel beoosten de Oder), [[Saksen (provincie)|Saksen]], voor het deel beoosten de Neisse, [[Oost-Pruisen]], alsmede [[West-Pruisen]], het [[Memelland]] en [[Vrije Stad Danzig (1920-1939)|Danzig]] die tot 1919 en na 1939 opnieuw tot het Duitse Rijk behoorden.
Men dient deze gebieden niet te verwarren met wat na 1950 werd aangeduid als ''Oost-Duitsland'', namelijk de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]]. Ca. 3,5 miloen Duitse burgers die tussen 1945 en 1950 uit de Sovjet-bezettingszone resp. na 1950 uit de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]] naar het westen vluchtten zijn daarom in onderstaande tabel niet opgenomen, omdat het hier geen verdrijving op etnische of nationale gronden maar een politiek gemotiveerde vlucht en een intern Duitse migratie betrof. Overigens bevonden zich onder de vluchtelingen uit de DDR ook veel voormalige vluchtelingen uit de betrokken geannexeerde gebieden.
 
Uit geheel Polen stroomden nieuwe bewoners naar de ontruimde annexatiegebieden, maar vooral uit de [[Kresy|Poolse oostelijke provincies]], die Polen aan de Sovjet-Unie moest afstaan en van waaruit de [[Verdrijving van de Polen door de Sovjet-Unie|Poolse bevolking werd verdreven]]. In de ''"Herwonnen Gebieden''", zoals deze territoria door de propaganda van Polen genoemd werden, begonnen Poolse milities vanaf voorjaar [[1945]] met het uitdrijven van de Duitse bevolking. Ook de katholieke geestelijkheid, die in kloostergemeenschappen niet uitgezonderd, werd op Pools aartsbisschoppelijk gezag uitgewezen. Daarbij werd verwezen naar opdrachten van het [[Vaticaan]] die echter nooit uitgevaardigd waren. Omdat de opvangcapaciteiten in het westen overbelast raakten, moesten velen enige tijd in interneringskampen opgesloten worden voordat ze werden toegelaten. Daar waar in enkele van deze gebieden voor de oorlog nog een Poolstalige minderheid bestaan had, zoals in [[Opper-Silezië]], en het zuiden van [[Oost-Pruisen]] ([[Mazoerië]]), mochten deze tweetalige Duitse staatsburgers - ongeveer een miljoen - in–in principe een aanvraag indienen tot verwerving van het Poolse staatsburgerschap. Deze kon pas ingewilligd worden na een taaltest, na politiek antecedentenonderzoek en na een verplichtende verklaring dat men de Poolse nationaliteit wilde aanvaarden en zich zou gaan onthouden van het gebruik van de Duitse taal. Uiteindelijk bleven voorlopig ca 1.100.000 Duitsers in de gebieden ten oosten van de Oder en Neisse achter. Met name in [[Opper-Silezië]]; de meeste Duitsgezinde Poolstaligen die in [[Mazurië]] hadden mogen blijven, vertrokken eindelijk in de jaren zestig toch naar Duitsland <ref name="endedeskrieges" />
 
===Hongarije===
Regel 55:
 
===Litouwen===
Het [[Memelland]], een deel van [[Oost-Pruisen]] dat in 1919 was toegewezen aan en in 1923 geannexeerd door [[Litouwen]], werd in 1939 geannexeerd, zo men wil gereannexeerd, door Duitsland, kort voor het uitbreken van de [[Tweede Wereldoorlog]]. In het [[Molotov-Ribbentroppact]] was bepaald dat het resterende deel van Litouwen geannexeerd zou worden door de [[Sovjet-Unie]] en dat de kleine Duitstalige minderhed daar kon uitwijken naar Duitsland.<ref>Steffen Prauser and Arfon Rees: ''The Expulsion of 'German' Communities from Eastern Europe at the end of the Second World War'', European University Institute, Florence. HEC No. 2004/1, p. 76</ref>
 
Het Memelgebied werd na de oorlog, samen met het overige noorden van [[Oost-Pruisen]], door de [[Sovjet-Unie]] geannexeerd. Alleen het Memelland werd weer bij de Sovjetrepubliek Litouwen gevoegd. De meeste Memellanders - deels Duits- en deels Litouwssprekenden - vluchtten al in de herfst van 1944 voor de Sovjet-invasie naar Duitsland, om in 1945 te worden vervangen door Litouwers en inwoners uit andere Sovjet-staten. Een aantal Oostpruisische kinderen, die hun ouders waren kwijtgeraakt en door de bossen aan het zwerven waren gegaan, de zogenaamde ''Wolfskinder'', vonden bij Litouwse boeren als werkkracht onderdak. Andere kinderen werden ondergebracht in kindertehuizen en kregen een Russische of Litouwse identiteit. Een groot aantal werden in de jaren vijftig achterhaald door het Rode Kruis en in overeenstemming met de Sovjet-autoriteiten naar overgebleven familieleden in Duitsland gebracht.
 
===Nederland===
{{Zie hoofdartikel|Operatie Black Tulip}}
In september 1946 werd door de [[Nederlandse regering]] de [[Operatie Black Tulip]] gestart. Deze had ten doel ongeveer 25.000 Duitsers, waarvan de meesten hier al lang voor de [[Tweede Wereldoorlog]] woonden en een gezin hadden, het land uit te zetten. Na veel kritiek, waaronder van de [[geallieerden (Tweede Wereldoorlog)|westelijke geallieerden]] en de [[Rooms-katholiekeKatholieke Kerk|Katholieke Kerk in Nederland]] ([[Johannes de Jong|kardinaal De Jong]]) werd de operatie al snel afgeremd en uiteindelijk stopgezet. In totaal zijn er 3.691 Duitsers [[Deportatie|gedeporteerd]].<ref> [http://www.npogeschiedenis.nl/andere-tijden/afleveringen/2005-2006/Black-Tulip.html Black Tulip - Andere Tijden, 13 september 2005] ''NPO Geschiedenis''.</ref>
 
===Tsjecho-Slowakije===
Regel 76:
====Verdrijvingen====
[[Bestand:Bundesarchiv Bild 183-29645-0001, Potsdamer Konferenz, Stalin, Truman, Churchill.jpg|thumb|De [[Conferentie van Potsdam]] met [[Stalin]], [[Harry S. Truman|Truman]] en [[Winston Churchill|Churchill]]]]
Tijdens de [[Tweede Wereldoorlog]] bevond de Tsjechoslowaakse (eigenlijk Tsjechische) regering in ballingschap zich in [[Londen]]. Haar president [[Edvard Beneš]], zag het als een eenmalige historische kans om na een Duitse nederlaag zijn land definitief van alle Duitsers te zuiveren en tot een nationale Tsjechoslowaakse staat in zuivere zin te herscheppen. In de toen ontwikkelde en in maart 1945 afgekondigde [[Beneš-decreten]] werden de minderheden van hun bezit onteigend, werd hun staatsburgerschap ingetrokken en moesten ze zich voor deportatie over de landsgrenzen aanmelden. Het betrof dan de [[Duitsers]] in [[Bohemen]], [[Moravië (regio)|Moravië]] en [[Tsjechisch Silezië]], maar ook de [[Hongaren]] in zuidelijke gebieden van [[Slowakije]]. In eerste instantie waren de westelijke [[Westerse wereld|Westersewesterse]] geallieerde landen daar niet voor. Een Sudetenduitse regering in ballingschap, bestaande uit gevluchte socialisten in Londen, wilde tezamen met de Tsjechen aan een nieuwe staat werken, maar zij werden uiteindelijk afgewezen en vormden geen partij meer in het diplomatieke proces. Uiteindelijk gaf Sovjet-leider [[Jozef Stalin|Stalin]] de doorslag door zonder concessies zijn medewerking aan de etnische zuivering te verlenen. Later zou hij daarop terugkomen wat betreft de Hongaren.
Op 5 april 1945 behield de Tsjechoslowaakse voorlopige regering zich het recht voor om het Tsjechoslowaaks burgerschap af te nemen van Duitstalige en Hongaarstalige inwoners en dat gold ook Duitstalige joden die uit de [[concentratiekamp]]en terugkeerden. Het eerdere principe van de exilregering in Londen dat [[Sudeten-Duitsers]] die niet bij de SdP aangesloten waren geweest, het recht hadden te blijven, werd versmald tot alleen zij die aantoonbaar verzet hadden gepleegd tegen de Duitse bezetters. Na de communistische machtsovername zou dat nogmaals beperkt worden tot Duitstaligen die hun lidmaatschap voor de oorlog van de communistische partij konden aantonen en daarmee het staatsburgerschap van, wat nu in gewijzigde naamgeving Tsjecho-Slowakije heette, mochten behouden. In de nadere uitwerking kwam het erop neer dat het land konden verlaten met medeneming van hun bezittingen, behalve uiteraard de onroerende. De meesten gingen naar de DDR (toen nog de Sovjetzone van Duitsland). Voorlopig kregen 90.000 zg. specialisten, Duitstaligen en hun gezinnen, nog geen uitreispapieren omdat zij nodig waren bij het in stand houden van de nu verlaten industrieën van het [[Sudetenland]]. Na hun vervanging door Tsjechische specialisten zouden zij later alsnog uitgezet worden.