Verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 10:
De verdrijving van minstens 12 miljoen Duitsers vond voornamelijk plaats tussen 1945 en 1949. De dodelijke slachtoffers die onder hen vielen ten gevolge van de, bijna altijd met geweld en/of intimidatie afgedwongen, verdrijving worden in aantal geschat tussen 300.000{{Bron?|Voor deze ondergrens van schattingen door onder andere Polen, Tsjechië en de Sovjet-Unie is een bron gewenst.|2013|02|12}} en 2,5 miljoen.<ref>Bundesminister des Inneren (1982) ''Eingliederung der Vertriebenen, Flüchtlinge und Kriegsgeschädigten in der Bundesrepublik Deutschland''. Bonn, p.18</ref> Het grote verschil in schattingen is er deels op terug te voeren of men alleen de standrechtelijke executies en moordpartijen daartoe rekent, of er ook de door oorlogsgeweld, honger, uitputting en ziekte omgekomenen bij telt. Sommigen rekenen er ook de Duitse militairen uit de betrokken gebieden die vanaf de herfst 1944 zijn omgekomen toe en hun dood is geen gevolg van de verdrijving als zodanig. De in krijgsgevangenschap gestorven militairen zijn evenmin in strikte zin slachtoffers van verdrijving. Tijdens hun vlucht naar het westen en in afwachting van hun uitwijzing, internering in arbeidskampen hebben in alle landen van Midden-Europa en de Sovjet-Unie, velen het leven gelaten. Vast staat dat van de Duitse staatsburgers in de geannexeerde provincies en van de zogenaamde [[Volksduitsers]] die als minderheden in de landen van Midden- en Oost-Europa woonden, er in 1950 2,5 miljoen niet meer als levend geregistreerd stonden. Dit aantal werd met een vijfde verlaagd tot 2 miljoen toen in de loop van de jaren vijftig grote groepen Duitse dwangarbeiders en krijgsgevangenen uit de Sovjet-Unie naar Duitsland werden uitgewezen, waaronder een half miljoen afkomstig waren uit de verdrijvingsgebieden.
De [[Regering in ballingschap|exil-regeringen]] van [[Tsjecho-Slowakije]] en [[Polen]], besloten in de eindfase van de Tweede Wereldoorlog tot het massaal uitwijzen van Duitsers
Toen de Sovjet-Unie met haar troepen de [[Oder]] en de [[Neisse (rivier)|Neisse]] had overschreden, werden deze rivieren de nieuwe westgrens van Polen nadat het burgerlijke gezag door de Sovjets tot aan de rivier werd overgedragen aan Poolse autoriteiten. Vervolgens is een groot deel (90%) van de bijna tien miljoen Duitse staatsburgers dat beoosten deze rivieren woonde, is, voor zover al niet sinds januari 1945 tot aan de [[Conferentie van Potsdam]] op de vlucht, tot aan 1949 uitgewezen. Kleinere groepen die voor de wederopbouw en de instandhouding van de industrie nodig waren werden pas in de loop van de jaren vijftig uitgewezen naar de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]]. Daarnaast zijn eveneens meer dan 90% van de Duitstalige (etnische of wel [[Volksduitsers]]) minderheden in Polen (in zijn vooroorlogse omvang), Tsjechoslowakije (de zogenaamde [[Sudetenduitsers]]) en Joegoslavië gevlucht of uitgewezen. Hongarije en Roemenië mochten de helft van hun Duitstalige minderheden uitwijzen en de Sovjet-Unie hield er na de vlucht van honderdduizenden de helft achter, die zij niet wilde uitwijzen maar naar [[Siberië]] of [[Kazachstan]] deporteerde (zogenaamde Sovjet-Duitsers). Terwijl in 1944 in de genoemde landen nog 8,5 miljoen zogenaamde [[Volksduitsers]] woonden, was in 1950 het totale aantal etnische Duitsers dat nog steeds in Oost-Europa woonde gedaald tot 2,6 miljoen, waarvan de meesten in de Sovjet-Unie. In veel Engelstalige literatuur worden de aantallen uitgewezenen gereduceerd omdat men zich op het standpunt stelt dat alleen de door de [[Conferentie van Potsdam]] ''geautoriseerde'' aantallen genoemd moeten worden. De werkelijkheid was echter anders. In Potsdam wisten de Geallieerden namelijk niet hoeveel Duitsers er nog aanwezig waren, en werd uitgegaan van oncontroleerbare getalsopgaven door de Sovjet-autoriteiten. Bovendien werd aan de reeds gevluchten het recht ontzegd om terug te keren, en zo werden zij op deze formele grond niet als 'verdreven' beschouwd, maar als op eigen gezag vertrokken migranten.<ref>{{en}} {{Citeer boek|Achternaam = Wayne Slater | Voornaam = | Auteurlink = | Medeauteurs= | Datum = 1 juli 1997 | Titel = The Penguin Historical Atlas of the Third Reich | Uitgever = Penguin | Plaats = | ISBN = 978-0140513301 | Bladzijdes = | Taal = | URL = | URLdatum =}}</ref>
In Duitsland en Oostenrijk vormden de vluchtelingen die ''Heimatvertriebene'' genoemd werden een belangrijke maatschappelijke groep. In de [[Bondsrepubliek Duitsland (1949-1990)|Bondsrepubliek]] leefden er rond 1950 7,7 miljoen, in de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]] 3,9 miljoen en in Oostenrijk 0,4 miljoen. Alleen in de Bondsrepubliek mochten zij zich organiseren en bestond er enige tijd ook een politieke partij, de [[Gesamtdeutscher Block/Bund der Heimatvertriebenen und Entrechteten]]. Het ''[[Wirtschaftswunder]]'' was de basis waarop zij in de Bondsrepubliek hun vluchtelingenkampen hebben kunnen verlaten en zich konden integreren. Overal in de Bondsrepubliek ontstonden toen voor hen gebouwde nieuwe woonwijken bij dorpen en steden. Wijken die aan de naamgeving, ook van hun straten, nog als zodanig herkenbaar zijn. Lange tijd behielden de 'Heimatvertriebenen' een aanzienlijke politieke invloed met name in de gevestigde partijen (CDU/CSU en [[Sozialdemokratische Partei Deutschlands|SPD]]). In de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]] was het hen verboden zich in organisaties met elkaar te verbinden, en werd stilzwijgende integratie van staatswege verplicht gesteld. Tot op de dag van vandaag organiseren zij en ook hun nakomelingen zich in verschillende zogeheten [[Landsmannschaft]]en. Hun invloed daalde sinds de jaren zestig aanzienlijk omdat het onderwerp van de verdrijving in de [[Bondsrepubliek Duitsland (1949-1990)|Bondsrepubliek]] niet langer politiek correct werd geacht en in de DDR geheel buiten de orde was gesteld.
Regel 21:
===Verlangen naar de totstandkoming van staten zonder minderheden===
[[Bestand:Bundesarchiv Bild 183-H13160, Beim Einmarsch deutscher Truppen in Eger.jpg|thumb| Duitse burgers in [[Sudetenland]] verwelkomen met de Hitlergroet de Duitse troepen die er in 1938 binnentrekken]]
Door het [[Polen (volk)|Poolse]] en [[Tsjechen|Tsjechische]] volk werd al langer geprobeerd de expansie van de Duitsers in oostelijke richting tegen te gaan.<ref>Als voorbeeld kan hiervoor het boek "Het Nieuwe Europa: Het Slavische Standpunt" (''Nova Evropa. Stanovisko Slovanske.'') uit 1920 van [[Tomáš Masaryk]] genoemd worden. Hierin spreekt hij over de Duitse "''[[Drang nach Osten]]''", die hij afkeurt. Masaryk is voor de onafhankelijkheid van de nieuw te vormen republiek Tsjechoslowakije in een afwijzing van een gemeenschappelijke erfenis met de Duitse staten. Daarbij ziet hij deze republiek, samen met onder andere de nieuw opgerichte Poolse staat en
Een reden om te verlangen naar staten zonder minderheden, was het voorkomen van etnisch geweld. Hierover zei [[Winston Churchill]] op 15 december 1944 in het Britse [[Lagerhuis (Verenigd Koninkrijk)|Lagerhuis]]: ''"Expulsion is the method which, so far as we have been able to see, will be the most satisfactory and lasting. There will be no mixture of populations to cause endless trouble... A clean sweep will be made."''<ref>Parliamentary Debates, House of Commons, vol. 406, col. 1484</ref> Vrij vertaald vanuit het Engels komt dit erop neer dat Churchill redeneerde: "Verdrijving is de methode die, zoals we hebben kunnen zien, het meest bevredigend en blijvend zal zijn. Er behoort geen vermenging van bevolkingen te zijn die eindeloos problemen veroorzaken. Er moet schoon schip worden gemaakt." Met andere woorden: de naties moeten in het nieuwe en vreedzame Europa nationaal homogeen zijn om een staat te kunnen dragen en om elkaar te kunnen verdragen.
===De voorkoming van eventuele toekomstige territoriale aanspraken van Duitsland===
Door het verdrijven van de etnische Duitsers uit de andere landen, zoals Polen en Tsjecho-Slowakije, zou er in de toekomst geen basis meer bestaan voor Duitsland om de betreffende gebieden op te eisen. Op deze manier zou een herhaling van de gebeurtenissen zoals de annexatie van [[Sudetenland]] voorkomen worden. De nationaalsocialisten hadden dat gebied opgeëist omdat het bewoond werd door een etnisch Duitse minderheid. In de betreffende, in 1938 geannexeerde, Sudetenduitse gebieden hadden zij overigens een grote meerderheid (95% in 1919, afnemend tot 85% in 1938) gevormd.<ref>Bij de laatste (Duitse) volkstelling van 17 mei 1939 telde men er 300.000 Tsjechen, Tsjechische bronnen spreken van twee maal zoveel: 600.000 Tsjechen tegenover 2.725.000 Duitsers - zie ''Die Besiedlung der Grenzgebiete der böhmischen Länder 1945-1950'', Adrian von Arburg, GRIN Verlag, pp. 125-126</ref>
==Verdrijving per land==
Regel 34:
[[Bestand:Bundesarchiv Bild 183-2003-0703-500, Rückführung deutscher Kinder aus Polen.jpg|thumb|Duitse kinderen uit de in 1945 door Polen geannexeerde provincies]]
[[Bestand:Bundesarchiv Bild 146-1996-030-01A, Danzig, Flüchtlingstreck.jpg|thumb|Vluchtelingen verlaten [[Gdańsk|Danzig]] vóór de vernietiging van de stad door de Sovjet-artillerie.]]
Op de [[Conferentie van Jalta]] besloten de geallieerde leiders de ten oosten van de [[Oder-Neissegrens|Oder-
De verdrijving betrof de voormalige Duitse provincies [[Oost-Pruisen]], [[Pommeren (provincie)|Pommeren]], [[Silezië]], [[Neumark]] ([[Brandenburg (provincie)|Brandenburg]], voor het deel beoosten de Oder), [[Saksen (provincie)|Saksen]], voor het deel beoosten de Neisse, [[Oost-Pruisen]], alsmede [[West-Pruisen]], het [[Memelland]] en [[Vrije Stad Danzig (1920-1939)|Danzig]] die tot 1919 en na 1939 opnieuw tot het Duitse Rijk behoorden.
Men dient deze gebieden niet te verwarren met wat na 1950 werd aangeduid als ''Oost-Duitsland'', namelijk de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]]. Ca. 3,5 miloen Duitse burgers die tussen 1945 en 1950 uit de Sovjet-bezettingszone resp. na 1950 uit de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]] naar het westen vluchtten zijn daarom in onderstaande tabel niet opgenomen omdat het hier geen verdrijving op etnische of nationale gronden maar een politiek gemotiveerde vlucht en een intern Duitse migratie betrof. Overigens bevonden zich onder de vluchtelingen uit de DDR ook veel voormalige vluchtelingen uit de betrokken geannexeerde gebieden.
Regel 41 ⟶ 42:
===Hongarije===
Op de [[Conferentie van Potsdam]] was door de geallieerde leiders besloten dat niet alleen de Duitsers die in Polen en Tsjecho-Slowakije woonden, maar ook de Duitstaligen in [[Hongarije]] naar Duitsland moesten verdwijnen. Van de 600.000 waren er 60.000 gevlucht. In Potsdam werd bepaald dat 23.000 anderen uitgewezen mochten worden. Dat in de akkoorden van Potsdam ook Hongarije genoemd werd kwam voor velen als een verrassing. Waar Polen en Tsjecho-Slowakije officieel aan de winnende kant van de oorlog stonden, was Hongarije als bondgenoot van nazi-Duitsland een verliezer en konden de Duitstalige Hongaren niet als gevaar of als landverraders worden aangewezen. De meeste Hongaren waren tegen de uitdrijvingen omdat zij de Duitstaligen, of beter gezegd de tweetaligen, als mede-Hongaren beschouwden,
De belangrijkste reden voor het op de agenda zetten van het uitdrijven van Duitsers uit Hongarije tijdens de [[Conferentie van Potsdam]] lag dan ook elders: in Tsjecho-Slowakije. Al in 1943 had de Tsjecho-Slowaakse president in ballingschap [[Edvard Beneš]] de eis gesteld dat samen met de Duitsers ook de Hongaarstalige bevolking uit Slowakije verdreven moest worden. Hiervoor kreeg Beneš de steun van de Sovjet-Unie,<ref>{{hu}} {{Citeer boek|Achternaam = Tóth | Voornaam = Ágnes | Auteurlink = | Medeauteurs= | Datum = 2005 | Titel = The Relocation of the Germans. In: Ágnes Tóth (ed.): National and Ethnic Minorities in Hungary, 1920-2001 | Uitgever = | Plaats = Boulder, Colorado | ISBN = 0-88033-596-3 | Bladzijdes = 253-312| Taal = | URL = | URLdatum =}}</ref> maar nog niet van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Dat verplichtte zijn regering natuurlijk aan de Sovjet-Unie en zij juichte de bevrijding door het [[Rode Leger (Sovjet-Unie)|Rode Leger]] toe in plaats van een bevrijding door de westelijke [[Geallieerden (Tweede Wereldoorlog)|Geallieerden]]. De Amerikanen trokken zich onder deze druk weer terug tijdens hun opmars naar [[Praag]]. Door druk van de Sovjet-Unie werd er nu in Potsdam op de conferentie besloten tot het verdrijven van de Duitsers uit Hongarije, om alvast "ruimte te maken" voor de Hongaren die uit Slowakije verdreven zouden gaan worden. Uiteindelijk werd maar een deel (150.000) van de Slowaakstalige Hongaren uitgewezen omdat de Sovjet-Unie het van groter belang achtte dat beide landen geen vijanden zouden gaan worden, nu zij beiden partners in het [[Warschaupact]] werden en daarbinnen elkaar (onder
De eerste groepen Duitstaligen vanuit Hongarije vluchtten al op 19 januari 1945 uit de dorpen rond [[Boedapest]], onder wie de familie van [[Joschka Fischer]]. Daarna zouden degenen die zich tijdens de oorlog als nationaal-socialisten hadden georganiseerd, als eersten worden uitgewezen. Dat was weliswaar een geobjectiveerde strafmaatregel, maar in de praktijk was het
===Roemenië===
Regel 51 ⟶ 52:
===Joegoslavië===
Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog leefden er in Joegoslavië Duitstalige minderheden in delen van [[Slovenië]] en [[Kroatië]] en in die delen van [[Servië]] welke grensden aan Hongarije en Roemenië (de [[Vojvodina]] en het [[Banaat|Banat]]). In totaal ging het hier om 0,5 miljoen mensen. De verdeling, in 1941, van Joegoslavië over de nieuwe staat [[Kroatië]], [[Groot-Duitsland]] (noordelijk deel van [[Slovenië]]), Italië (zuidelijk deel van Slovenië en delen van [[Dalmatië (regio)|Dalmatië]]), Hongarije (westelijk deel van de [[Vojvodina]]) had de Duitse, en overigens ook de Hongaarse, minderheden onder verschillende regimes en de collectieve beschuldiging van '[[collaboratie]] met de bezetter' heeft dan ook betrekking op een grote variatie van gecompliceerde verhoudingen met, inderdaad, de bezettende staten. En met hun onderlinge Duits-Italiaans-Hongaarse bondgenotenrelaties. Na 1945 werden de zogenaamde [[Volksduitsers]] uit al deze gebieden door de Joegoslavische [[Partizaan|partizanen]]regering verdreven. Deels waren zij al op de vlucht naar Oostenrijks gebied. Degenen die achterhaald werden of in hun woongebied achterbleven, werden naar werkkampen gedeporteerd, waar zij onder zodanig slechte omstandigheden hun uitwijzing moesten afwachten dat velen (meer dan 58.000) het niet overleefden. Grote aantallen moesten als arbeidskrachten aan de [[Sovjet-Unie]] geleverd worden en de overlevenden uit de Sovjet-kampen kwamen pas in de loop van de jaren vijftig vrij om vervolgens naar Duitsland uitgewezen te worden. De behandeling van de Joegoslavië-Duitsers was harder dan die van hun lotgenoten in
===Litouwen===
Het [[Memelland]], een deel van [[Oost-Pruisen]] dat in 1919 was toegewezen aan en in 1923 geannexeerd door [[Litouwen]], werd in 1939 geannexeerd, zo men wil gereannexeerd, door Duitsland, kort voor het uitbreken van de [[Tweede Wereldoorlog]]. In het [[Molotov-Ribbentroppact]] was bepaald dat het resterende deel van Litouwen geannexeerd zou worden door de [[Sovjet-Unie]] en dat de kleine Duitstalige minderhed daar kon uitwijken naar Duitsland.<ref>Steffen Prauser and Arfon Rees: ''The Expulsion of 'German' Communities from Eastern Europe at the end of the Second World War'', European University Institute, Florence. HEC No. 2004/1, p. 76</ref>
Het Memelgebied werd na de oorlog, samen met het overige noorden van [[Oost-Pruisen]], door de [[Sovjet-Unie]] geannexeerd. Alleen het Memelland werd weer bij de Sovjetrepubliek Litouwen gevoegd. De meeste Memellanders - deels Duits- en deels Litouwssprekenden - vluchtten al in de herfst van 1944 voor de Sovjet-invasie naar Duitsland, om in 1945 te worden vervangen door Litouwers en inwoners uit andere Sovjet-staten. Een aantal Oostpruisische kinderen, die hun ouders waren kwijtgeraakt en door de bossen aan het zwerven waren gegaan, de zogenaamde ''Wolfskinder'', vonden bij Litouwse boeren als werkkracht onderdak. Andere kinderen werden ondergebracht in kindertehuizen en kregen een Russische of Litouwse identiteit. Een groot aantal werden in de jaren vijftig achterhaald door het Rode Kruis en in overeenstemming met de Sovjet-autoriteiten naar
===Nederland===
Regel 66 ⟶ 67:
[[Bestand:Sudetendeutsche gebiete.svg|thumb|Verspreiding van [[Sudeten-Duitsers]] over Tsjechië.<br />Gebieden met een Duitse bevolking boven 90 % van het totaal. De hoofdstad [[Praag]] had ook een aanzienlijke Duitse minderheid vanaf de [[Middeleeuwen]] tot de bloedige opstand bij de nadering van de Sovjettroepen, waarin zij het slachtoffer werd van massa-executies.]]
Al vanaf de [[12e eeuw]] vestigden zich grote groepen Duitstaligen in [[Bohemen]] en [[Moravië (regio)|Moravië]], twee van de landen die tegenwoordig onderdeel zijn van de [[Tsjechië|Tsjechische Republiek]]. Zij ontgonnen vanuit [[Saksen (provincie)|Saksen]] en [[Franken (gebied)|Franken]] de onbevolkte bergachtige bosgebieden langs de grenzen. Ze noemden zichzelf Duitse Bohemen ('Deutschböhmen') en werden pas veel later, in de 20ste eeuw, [[Sudeten-Duitsers]] genoemd naar de voornaamste bergketen die de Tsjechische gebieden omsluit: de [[Sudeten]]. Acht eeuwen lang zouden zij in deze streken, langs de noordelijke, westelijke en zuidelijke grens van het huidige Tsjechië, de bevolking vormen. Omdat Duitstaligen ook de eerste stedelijke vestigingen ontwikkelden en de meeste steden een Duitstalig [[patriciaat]] kregen, ontstonden ernstige wrijvingen met de Tsjechen welke in het begin van de 15de eeuw tot gewelddadigheid leidden. In de meeste steden, behalve die in de grensgebieden, werden Duitstaligen toen verdreven tijdens de revolutionaire
Al in 1918, toen na de val van het [[Habsburgse Rijk]] een nieuwe staat [[Tsjechoslowakije]] gesticht werd, hadden de politici van de inmiddels [[Sudeten-Duitsers]] genoemde minderheid geprotesteerd tegen opname van de door hen bewoonde gebieden in een nationale staat Tsjechoslowakije. De meerderheid van deze bevolkingsgroep van drie miljoen mensen, wilde staatkundig deel blijven uitmaken van Oostenrijk [[Republiek Duits-Oostenrijk|Duits-Oostenrijk]]. Omdat dit geografisch onmogelijk was, werd bij het [[Verdrag van Saint-Germain (1919)|Verdrag van Saint-Germain]] in [[1919]] besloten om de gebieden niettemin aan Tsjecho-Slowakije toe te voegen. Bij de Tsjechoslowaakse grondwet in 1920 kregen de minderheden, voornamelijk de Duitstaligen en de Hongaarstaligen, rechten, zoals in gemeenten waar zij meer dan 20% van de bevolking uitmaakten het recht op onderwijs in de eigen taal. In gemeenten waar zij meer dan de helft uitmaakten was de publieke administratie tweetalig.<ref name="Dejmek">{{cs}} {{Citeer boek|Achternaam = Dejmek | Voornaam = Jindřich | Auteurlink = | Medeauteurs= Jan Kuklík; Jan Němeček | Datum = 1998 | Titel = Kauza: tzv. Benešovy dekrety. Historické kořeny a souvislosti. | Uitgever = Historický ústav AV ČR | Plaats = Praag | ISBN = 80-7286-001-1 | Bladzijdes = | Taal = | URL = | URLdatum =}}</ref>
Regel 84 ⟶ 85:
Het kritisch nagaan van de geschiedenis van de verdrijvingen wordt bemoeilijkt door het gebruik van politiek-correcte begrippen. In de staten die mede verantwoordelijk zijn voor verdrijvingen, worden ze aangeduid met [[eufemisme]]n als 'migratie', ‘evacuatie’, ‘emigratie’ of ‘repatriëring’ (terugkeer naar huis), ‘reallocatie’ (verplaatsing) of ‘verwijdering’ (Engels: removal), waarmee zakelijkheid en legitimiteit gesuggereerd worden, vaak in de impliciete context van een uitwijzing die slechts vreemdelingen en zogenaamde kolonisten zou betreffen. De westelijke geallieerden hadden voorkeur voor de meer neutrale term ‘transfer’ (overbrenging) om de verdrijving van deze bevolkingsgroepen aan te geven. In West-Duitsland werd daar tegenover gesproken van ’Flucht und Vertreibung’ in een emotionele context. In de [[Duitse Democratische Republiek|DDR]] was het onderwerp taboe.
Naar schatting vluchtten in de eerste drie maanden van 1945 vijf miljoen mensen in zogenaamde Trecks (karavanen), georganiseerd per dorp, voor het Sovjet-leger uit, dat door plundering, verkrachting en willekeurige executies de bevolking in een panische angst bracht. Nazi-autoriteiten verboden vooralsnog de bevolking om te vertrekken omdat zij zich tot de laatste man en vrouw diende te verzetten of heldhaftig ten onder moest gaan. Hierdoor kwamen de per dorp georganiseerde karavanen ('Trecks') pas op gang nadat deze autoriteiten zelf de benen hadden genomen. Inmiddels brak een algehele chaos uit. Na doortocht van het Sovjet-leger volgde dan incidenteel een gewelddadige verdrijving van de bevolking welke dicht bij de (nieuw te trekken) grenzen woonde, door nationale, met name Poolse en Tsjechische, milities. Daarmee werden bevolkingsvrije zones langs de nieuwe [[Oder-
De aantallen omgekomen slachtoffers zijn nog steeds een punt van discussie, waar de betrokken landen menen dat alleen als slachtoffer zouden kunnen gelden: standrechtelijk wegens verzet tegen de nieuwe autoriteiten geëxecuteerden en in straatgeweld vermoorden. Hoe men dat ook wil kwalificeren, vast staat dat tussen eind 1944 en eind 1948 ruim 2 miljoen Duitse staatsburgers uit de door Polen en de Sovjet-Unie geannexeerde Duitse provincies, en Duitstaligen (zogenaamde [[Volksduitsers]]) uit de andere Midden-Europese staten zijn verdwenen. Velen kwamen om als direct gevolg van oorlogshandelingen: doelbewuste luchtbombardementen op de vluchtelingencaravanen of het [[artillerie]]vuur waarin de zij in de frontzones terechtkwamen. Bevriezing tijdens de vlucht, die bij temperaturen van onder de -20°C plaatsvond, was een veel voorkomende doodsoorzaak. Dit trof ouden van dagen, vrouwen en kinderen in de eerste plaats omdat de meeste dienstplichtige mannen op dat moment onder de wapenen waren aan het [[Oostfront (Tweede Wereldoorlog)|oostfront]], waar zij, voor zover zij het overleefden, krijgsgevangen zouden worden gemaakt. De na de zomer van 1945 nog af te voeren achtergeblevenen, werden voorlopig geïnterneerd in [[getto]]’s of kampen, en moesten daar in zodanig slechte leefomstandigheden verblijven dat velen er voor hun uitwijzing het leven lieten door uitputting, epidemieën, verhongering, onbehandelde ziekten en ook door strafexecuties.
Een miljoen Duitse militairen afkomstig uit de betrokken gebieden, kwam om aan het front in de eindfase van de oorlog, en evenzovelen werden in Sovjet-[[krijgsgevangenschap]] genomen. Van die laatsten overleefden twee op drie en dezen werden in de loop van de jaren vijftig naar Duitsland uitgewezen. Strikt genomen kunnen omgekomen militairen, krijgsgevangenen inbegrepen, niet als verdrijvingsslachtoffers gelden en daarom moeten zij in ieder geval van het maximum van 2,5 miljoen afgetrokken worden, waarmee het aantal omgekomenen tot 1,5 miljoen bijgesteld kan worden. In de betrokken staten worden de aantallen, zowel van de verdrevenen als van de slachtoffers onder hen, zeer veel lager gesteld en in Duitsland zijn zij sinds de jaren zeventig in de politieke en wetenschappelijke agenda's geen politiek correct onderwerp meer. De discussie over de slachtoffer-categorisering en de werkelijke toedracht waaronder zij het leven lieten is in de periode van de [[Koude Oorlog]] vertroebeld door de actuele politieke tegenstellingen en de nationale belangen van waaruit de verschillende partijen elkaar van propaganda beschuldigden. Maar ook na 1990 kwam een objectieve discussie niet op gang en nog steeds blijft ze verduisterd door nationale emoties en uit angst voor volkenrechtelijk te funderen aanspraken op achtergelaten en ontvreemd bezit. De betrokken staten weigerden in het [[Verdrag van Lissabon]] (13 december 2007) de paragrafen te ondertekenen waarin een dergelijke schadeloosstelling werd in de ontwerptekst gegarandeerd aan slachtoffers van etnische zuiveringen in het verleden .
|