Kerkelijke Staat: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 80:
Toen [[Berengarius II]] in 960 het noorden van de Kerkelijke Staat bezette, vroeg paus Johannes XII, [[Otto I de Grote]] om hulp. Op 2 februari 962 werd Otto in Rome, naar voorbeeld van [[Karel de Grote]], door de paus tot [[Lijst van Rooms-Duitse koningen en keizers#Duitse koningen en keizers van het Heilige Roomse Rijk (962-1806)|keizer]] gekroond. In navolging van de Pepijnse schenking, sloot hij met de Paus een overeenkomst, de ''Diploma [[Ottonianum]].'' De invloed van [[Keizer Otto II]] en [[Keizer Otto III]] op de Kerkelijke Staat was groot. [[Paus Gregorius V]] en [[Paus Silvester II]] waren nauw verbonden met de keizerlijke familie.
 
Na de dood van Otto III in 1002 namen de Romeinse baronnen het heft terug over, eerst met [[Johannes II Crescentius]] en daarna opnieuw de graven van Tusculum. Het hoogtepunt werd bereikt in 1046 toen er plots drie pausen waren. De Duitse koning [[keizer Hendrik III|Hendrik III]] riep de [[Synode van Sutri]] bijeen en zette de drie pausen af.<ref>John Julius Norwich (2011): ''De pausen, een geschiedenis'', Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, blz. 111.</ref> Vanaf die periode is de sterke man achter de schermen, Hildebrand van Sovana, de latere [[Paus Gregorius VII]], vandaar dat men spreekt van de [[Gregoriaanse hervorming]]. In 1059 vaardigde [[ Paus Nicolaas II]] de [[bul (document)|pauselijke bul]], ''[[In nomine Domini]]'' uit, die de modaliteiten van de verkiezing van een nieuwe paus bepaalde.
 
In de [[11e eeuw]] kwam door een alliantie met de [[Vikingen|Noormannen]] ook het [[hertogdom Benevento]] in pauselijk bezit. In de 13e eeuw annexeerden de pausen het [[hertogdom Spoleto]].