Wedde (loon): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nardinclant (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Nardinclant (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4:
 
==Geschiedenis van de wedde voor dienstplichtigen in Nederland==
De wedde voor dienstplichtigen is in Nederland ingevoerd per 1 januari 1967 ter vervanging van de soldij.Deze soldij bedroeg voor dienstplichtige militairen per dag 1,00 gulden voor een ongeoefend soldaat, en 1,25 gulden voor een geoefend soldaat, en 1,50 gulden voor een korporaal, en 1,75 gulden voor een sergeant-titulair of wachtmeester-titulair. Zij die opgeleid werden voor vaandrig of kornet ( de met vaandrig vergelijkbare rang bij de artillerie en bij de marechaussee heet kornet)kregen ingaande hun aanstelling als vaandrig of kornet, wel een salaris; waar dan nog loonbelasting en premie AOW af ging, en inhouding voor huisvesting en voeding. Uit die bedragen van 1 gulden tot 1,75 gulden per dag moest dan ook nog bekostigd worden de aanschaf van koperpoets en van groenpasta om de koppel in de gewenste groene kleur en de gesp in blinkend koper er uit te doen zien, en de aanschaf van schoenpoets voor de schoenen. Een kopje koffie bij de CADI, de cantinedienst, kostte een dubbeltje. En om de veertien dagen moest ook nog enig geld worden bijbetaald voor een treinretourtje naar huis.Dat alles moest ook nog af van de genoemde minieme bedragen van de soldij.Voor de zondag die met verlof op het thuisadres mocht worden doorgebracht, werd een bedrag verstrekt van 1,15 gulden; dit, omdat men voor die dag geen voeding genoot in de legerplaats.
De eerste wedde, ingegaan in 1967, bedroeg 200 gulden per maand. Dit was het bedrag van de [[bijstandsuitkering]] van een 20-jarige die zelfstandig woonde. Van deze 200 gulden werd een bedrag ingehouden voor huisvesting en voeding (IHV). Vanaf 1986 verviel na langdurig protest de inhouding voor de voeding.
 
Het was ook meer dan tijd dat voor dienstplichtige militairen een enigszins fatsoenlijke honorering werd ingevoerd. Van de jongelui kwam ongeveer 1/4 verplicht onder de wapenen. Meisjes waren toen allen daarvan vrijgesteld, van de jongemannen bleef de helft buiten aanmerking wegens afkeuring of wegens broederdienst of wegens onmisbaarheid in de onderneming van hun ouders of wegens een geestelijk ambt. Driekwart van de jongelui kon zodoende verder gaan met opleiding en carriere en verdienste; voor eenkwart van de jongelui stond opleiding en carriere en verdienste eigenlijk gewoon stil, gedurende ten minste anderhalf jaar.Dat was het tegendeel van evenwichtig en rechtvaardig. Een arbeider is zijn loon waardig, zegt reeds de Schrift; en voor militaire arbeid ligt het geenszins anders, integendeel.
 
Acties van de [[Vereniging van Dienstplichtige Militairen]] (VVDM) om de wedde gelijkgesteld te krijgen met het [[minimumloon]] zijn niet gelukt. Aan het einde van de [[opkomstplicht]] was de wedde gelijkgesteld aan 70% van het loon van beroepsmilitairen.
 
===Gevulde koekenaffaire===
De stijging van de wedde leidde tot protest in de hogere militaire kringen: Prins Bernhard, die inspecteur-generaal van de krijgsmacht was tot hij die rang en functie moest neerleggen wegens de affaire Lockheed ( en identiek lag het ten aanzien van Northrop ), vermeende te kunnen en te mogen opmerken dat door de hoge(re) wedde - het ging echter slechts om bruto 200 gulden per maand, voor de inhouding van loonbelasting en AOW-premie, en voor de inhouding wegens huisvesting en voeding - soldaten te veel zouden gaan snoepen, waardoor de lichamelijke conditie zou lijden. Hij ging er daarbij ten onrechte aan voorbij, dat de voor dienstplichtige militairen toen ingevoerde wedde een nog steeds niet meer dan een bescheiden beloning was voor de te verrichten belangrijke militaire inzet, en dat zij die als dienstplichtige militairen hun inzet in het algemeen belang gaven gedurende anderhalf jaar of langer, recht hadden en hebben op een passende beloning voor hun arbeid. Terwijl zij vermoedelijk ook graag wat wilden hebben of sparen voor het bekostigen van hun eigen thuisfront; en dat zij die getrouwd waren of wilden trouwen, liever een arbeidsinkomen thuisbrachten, dan het te moeten doen met een soort sociale ondersteuning die aangeduid werd als geld wegens kostwinnerschap. Prins Bernhard veroorloofde zich evenwel te vermenen en op te merken dat het geld beter aan militair materieel besteed zou kunnen worden. Deze opmerking verbonden met verondersteld mogelijkerwijs gaan snoepenDat getuigt niet van waardering en van respect voor hen die hun militaire dienstplicht vervullen, en evenmin van realiteitszin; en zehet zijnis voorts zowel van binnen als van buiten defensie weerlegd. Vanuit defensie bleek namelijk dat de conditie van de Nederlandse dienstplichtigen ver boven het Europese gemiddelde lag. Vanuit maatschappelijke organisaties werd de prins erop gewezen dat het niet aan hem was om te bepalen wat er met salarissen van de militairen gebeurde of had te gebeuren.
Een compromisoplossing om de wedde voor een gedeelte uit te betalen en het resterende deel aan het einde van de diensttijd uit te betalen haalde het niet.