Plan XVII: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Hannes Karnoefel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Hannes Karnoefel (overleg | bijdragen)
Regel 15:
Het uiteindelijke Plan XVII voor de militaire strategie van Frankrijk in het geval van een oorlog met Duitsland was helemaal afkomstig van [[Ferdinand Foch]]. Zijn offensieve plan was gebaseerd op brute kracht en een mythisch geloof in het Franse "élan" oftewel de vechtlust en moed van de Franse troepen. Generaal [[Joseph Joffre]] nam dit plan in 1911, toen hij opperbevelhebber werd, aan.
 
Na de Frans-Duitse oorlog van 1870 waren de provincies [[Elzas-Lotharingen]] voor Frankrijk verloren gegaan en bij Duitsland gevoegd. Hierdoor was in Frankrijk een sterk gevoel van "revanchisme", hetgeen in de plannen terug te vinden was. Eén van de hoofddoelstellingen van het plan was om deze twee gebieden te heroveren. Om dit te realiseren zouden vier Franse legers optrekken aan beide kanten van [[Metz]] en [[Thionville]]. Hierdoor was er nog maar één leger over om heel noord-Frankrijk te verdedigen. De Fransen waren er echter van overtuigd dat Duitsland niet via [[België]] op zou trekken. De onafhankelijkheid van België werd namelijk door [[Groot-Brittannië]] gegarandeerd in het [[Verdrag van Londen (1839)|Verdrag van Londen]]. Dit zou Duitsland dus in oorlog met Groot-Brittannië brengen, en de Fransen waren ervan overtuigd dat de Duitsers dit risico nooit zouden durven lopen. Helaas voor de Fransen was het Duitse plan, het [[Schlieffenplan]], er juist op gericht om toch een omtrekkende beweging door [[België]] te maken en zodoende snel Parijs in te sluiten.
 
Toen de oorlog in 1914 uitbrak, was de uitvoer van Plan XVII een totaal fiasco. De Duitse verdediging van Elzas-Lotharingen was vele malen beter dan de Fransen verwacht hadden. Na een paar weken waren de Fransen terug op hun beginposities, terwijl de Duitsers zonder noemenswaardige tegenstand door heel België en Noord-Frankrijk hadden kunnen trekken en inmiddels Parijs bedreigden, ondanks de verbeten tegenstand van de Franse, Britse en Belgische troepen. De verwachting was dat de insluiting van Parijs, en daarna de overgave van de stad aan de Duitsers, slechts een kwestie van tijd was. Het geluk voor de Fransen was dat de Russen, veel sneller dan de Duitse generale staf had verwacht, hun troepen op dat moment Oost-Pruisen lieten binnentrekken en daar aanzienlijke terreinwinsten boekten omdat voor een degelijke verdediging te veel Duitse troepen naar het westen waren overgebracht. In paniek werden er in allerijl Duitse troepen van het westfront in Frankrijk en België naar Oost-Pruisen teruggebracht om de Russische opmars te stoppen. Alleen het feit dat het Duitse opperbevel troepen uit de aanval terugtrok om ingezet te kunnen worden aan het oostfront, zorgde ervoor dat het de Fransen en Engelsen, op het nippertje, lukte om het Duitse offensief tot staan te brengen. Deze stilstand gebruikten de Britten en Fransen om hun troepen effectiever te hergroeperen en dit resulteerde in de eerste [[Slag aan de Marne]] waarbij de Duitsers er niet meer in slaagden om Parijs te omsingelen. Daarna begon de loopgravenoorlog waarbij de westelijke fronten de volgende jaren nog maar nauwelijks verschoven.