Halogeenlamp: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 10:
De levensduur van de gloeilamp stelt een grens aan de temperatuur. Het [[metaal]] van de gloeidraad verdampt na verloop van tijd, dit resulteert in een vermindering van de lichtopbrengst met 10 à 20%. Als er door fluctuaties in de verdamping een dunne plek in de gloeidraad ontstaat neemt de [[stroomdichtheid]], en daarmee de temperatuur, ter plaatse toe. Daardoor verdampt het metaal op de dunne plek sneller en op den duur brandt de gloeidraad door. Dit gebeurt vanzelfsprekend eerder naarmate de temperatuur van de gloeidraad hoger is. Daar komt bij dat het metaal van de verdampende gloeidraad neerslaat op het lampglas. Dit wordt hierdoor donkerder, waardoor de lichtopbrengst minder wordt.
 
een hheoj is een goede lamp
In een halogeenlamp worden diverse principes gecombineerd om de levensduur van de gloeidraad te verlengen en de lichtopbrengst te verhogen. In de eerste plaats is de lamp gevuld met een [[chemisch inert|inert gas]] onder hoge druk (> 20 [[Atmosfeer (eenheid)|atmosfeer]]). Dit gaat de verdamping van de gloeidraad tegen. Om zo'n hoge druk te kunnen weerstaan moet de ballon van de lamp zeer klein zijn. Dat schept twee problemen: ten eerste wordt het lampglas zeer heet en ten tweede wordt de lampballon - ondanks de gereduceerde verdamping - toch nog snel zwart. Voor de lampballon wordt dan ook een speciaal hittebestendig kwartsglas gebruikt.
 
Aan het inerte gas wordt voorts een kleine hoeveelheid halogeen (gewoonlijk [[broom (element)|broom]]) toegevoegd. Het halogeen [[chemische reactie|reageert]] met de metaaldamp en vormt een metaalhalogenide. Deze verbinding slaat niet neer op de glazen ballon zolang die heet genoeg is (> 250 [[Celsius|°C]]). Bij een veel hogere temperatuur, zoals die van de gloeidraad, ontleedt de verbinding in metaal en halogeen.
 
Door het inerte gas onder hoge druk, gecombineerd met deze zelf-reparatie zouden halogeenlampen een veel langere levensduur kunnen hebben dan gloeilampen, maar het is economischer om ze op een hogere temperatuur te laten werken zodat ze meer (en witter) licht geven.
 
Halogeenlampen worden veel heter dan conventionele gloeilampen. Als men ze met de vingers beetpakt kunnen hierdoor organische resten (''vette vingers'') op de lamp komen die bij het branden door verkoling bruine vlekken geven. Deze donkere resten zorgen voor een grotere verhitting van de lamp die de levensduur sterk verkort.
 
{{Zijbalk lichtstroom}}
 
dit is slecht nob
Naast de, vaak buisvormige, 230 [[Volt (eenheid)|V]]-halogeenlampen is vooral de kleine laagspanningshalogeenlamp (12 V) populair geworden. Bij dit type worden de bovenstaande maatregelen om de gloeidraad te sparen gecombineerd met nog een derde principe: een lamp die op lage spanning werkt heeft (bij hetzelfde vermogen en lengte) een dikkere gloeidraad. Daardoor gaat hij vanzelfsprekend langer mee, of hij kan heter gemaakt worden bij dezelfde levensduur. (Dit geldt overigens voor alle laagspanningslampen, dus niet alleen voor halogeenlampen.)
 
Door dit principe te combineren met het bovenstaande ontstaat een zeer klein lampje met een korte, dikke, gloeidraad dat nog iets rendabeler is en nog iets witter licht geeft. Nadeel is dat er (bij voeding uit het lichtnet) altijd een [[transformator]] met een [[Voeding (elektronica)|lineaire voeding]] of [[Voeding (elektronica)|schakelende voeding]] nodig is, met de daaruit volgende [[transformator#verliezen|energieverliezen]].