Stroomafnemer: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k →‎Pantograaf: werden de trams afwisselend gebruikt?
Regel 19:
Een pantograaf is genoemd naar de pantograaf of [[tekenaap]] die gebruikt werd door wiskundigen en kunstenaars. Er is enige uiterlijke gelijkenis en ook de [[scharnier]]ende constructies vertonen verwantschap.
 
Een pantograaf heeft twee benen (vierpoot), die onder het rijden altijd evenwijdig blijven, waardoor de stroomdraad onder een constante hoek wordt geraakt. Tegenwoordig zijn de meeste stroomafnemers met slechts een been (tweepoot) uitgerust. Onder andere [[Italië|Italiaanse]] treinen, de oudste serie Haagse [[Gelede Tram Lang|GTL-trams]] en [[Duisburg]]se trams hebben nog steeds tweebeenpantografen. De Haagse GTL-trams bezaten tot 2012 twee stroomafnemers (een voorvoorop en een achterop) endie afwisselend werden afwisselend gebruikt om de slijtage gelijkmatig te houden. Bij een gesneuvelde pantograaf kon men dan verder rijden met de andere pantograaf.
 
Het onderdeel dat contact maakt met de rijdraad, wordt ''schuitje'' of ''sleepstuk'' genoemd. Sommige treinen hebben een stroomafnemer met twee schuitjes. Voorbeelden daarvan zijn de meeste elektrische locomotieven, mDDM en Plan T (zie foto). De uitvoering van het schuitje is afhankelijk van de maximale stroomsterkte. Daarom zijn schuitjes van Nederlandse treinen (lage spanning, dus hoge stroomsterkte) heel wat zwaarder uitgevoerd dan die van Duitse treinen (hogere spanning, dus lagere stroomsterkte).
Regel 30:
Bij de meeste [[hogesnelheidstrein]]en kan tijdens het rijden op hoge snelheid maar één pantograaf gebruikt worden omdat anders de achterste pantograaf last ondervindt van de zeer hevige trillingen in de bovenleiding, veroorzaakt door de voorste pantograaf. Bij de [[Train à Grande Vitesse|TGV]] is dit probleem opgelost door alleen de achterste pantograaf van het achteroprijdende motorrijtuig te gebruiken en het vooroprijdende motorrijtuig te voeden via een hoogspanningskabel over het dak van de trein. Bij de Britse [[Advanced Passenger Train|APT-P]] heeft men beide motorrijtuigen in het midden van de trein geplaatst en op een van beide motorrijtuigen een gezamenlijke pantograaf geplaatst. Het gebruik van een hoogspanningskabel zoals bij de TGV is in het [[Verenigd Koninkrijk (hoofdbetekenis)|Verenigd Koninkrijk]] om veiligheidsredenen namelijk niet toegestaan.
 
De stroom die door één pantograaf kan worden opgenomen is beperkt. Bij lage bovenleidingspanningen (onder andere 1500  V en 3000  V) is het daarom soms noodzakelijk twee pantografen te gebruiken. Dat is het geval bij hoge vermogens, dus bij TGV en bij snelheidsverhoging. Zo rijdt de TGV op 1500  V en 3000  V altijd met beide pantografen omhoog (één per motorrijtuig). De snelheid is daarbij beperkt tot 200 à 220 km/h. Op hoge spanning (15  kV, 25  kV) volstaat één pantograaf om het vermogen over te brengen en laat men de voorste pantograaf zakken.
 
Het schuitje bij trams dat [[sleepstuk]] wordt genoemd was aanvankelijk een zwiksleepstuk dat gemakkelijk kon bewegen. Later kwamen er ook dubbele sleepstukken die niet meer konden bewegen. De pantograaf van een tram kan gemakkelijk loskomen. Dit is een veiligheidsmaatregel om te vermijden dat bij een probleem de tram de hele bovenleiding aan flarden trekt en de draden op de grond terechtkomen.