Sneeuw: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 217.100.122.186 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door CommonsDelinker
Regel 16:
Bij temperaturen onder het [[vriespunt]] vormt sneeuw zich wanneer [[waterdamp]] tot [[ijskristal]]len ver[[rijp]]t. Dit proces vindt vooral plaats tussen -5 en -20 °C en optimaal bij een temperatuur rond -12 °C. Bij deze waarde is het verschil in de [[dampdruk]] ten opzichte van water en ijs het grootst en gaan watermoleculen van onderkoelde waterdruppels naar [[vrieskern]]en. Deze vrieskernen dienen als een soort [[katalysator]] en brengen de bevriezing versneld op gang. Door botsingen onderling en op de weg naar beneden groeien deze ijsdeeltjes geleidelijk aan tot [[sneeuwkristal]]len. Deze kunnen allerlei vormen hebben, maar ze zijn altijd zespuntig ([[hexagonaal]]), zoals goed te zien is op foto's die amateurwetenschapper [[Wilson Bentley]] al in 1902 maakte.
 
Wanneer het waait, klitten de sneeuwkristallen, vaak in de vorm van sterren, op hun weg naar de aarde samen en vormen een vlok. Zo'n vlok bestaat uit wat ijs en heel veel lucht tussen de ijsnaaldjes, zo ongeveer als een kussen vol veren met lucht ertussen. Vlokken zijn onregelmatig, klein of groot, maar wanneer het windstil is, dwarrelen ze één voor één naar beneden. Vlokken vormen zich met name in voldoende vochtige lucht die niet al te koud is. Bij vrij lage temperaturen in drogere lucht vallen dikwijls losse sneeuwkristallen. In de [[poolstreken]] komt dit vaak voor. meenemen
 
== Overlast ==
Regel 51:
* Slush: natte sneeuw dat door het smelten relatief veel water bevat
* [[Natuurijs|IJs]]: een harde, vrij gladde ondergrond als gevolg van sneeuw die gesmolten is en weer bevroren is
gele sneeuw
 
== Afbeeldingen uit de elektronenmicroscoop ==