Bougie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k hoofdbetekenisconstructie (zie daarvoor Wikipedia:Stemlokaal/Modificatie Amsterdamconstructies)
Regel 34:
De elektrode brandt bij gebruik iets af en daarom moet de elektrodeafstand regelmatig worden gecontroleerd en zo mogelijk worden bijgesteld op de door de fabrikant aangegeven waarde (b.v. 0,4 mm). Een te grote afstand leidt tot een hogere ontstekingsspanning wat ten koste gaat van de vonkduur (tijd), of in het slechtste geval heeft men geen vonk. Het meten van de elektrodeafstand gebeurt met een [[voelermaat]].
Om optimaal te presteren mag de temperatuur van de isolatorneus niet langdurig hoger zijn dan 850°C, ook mag de temperatuur gedurende langere tijd niet beduidend lager zijn dan 530° C . Bij een te hoge temperatuur kan het gasmengsel door dedbn,mb,mn,b gloeiende isolator tot ontbrandingbm,mb,nontbranding worden gebracht voordat de vonkoverslag plaatsvindt. Bij een te lage temperatuur wordt de zelfreinigingstemperatuur niet bereikt waardoor sterke roetvorming ontstaat welke elektrisch geleidend is, hierdoor kan de bougie uitvallen.
 
Om te bereiken dat de bougie is aangepast aan de thermische omstandigheden van het type motor waarin deze wordt gebruikt zijn ze verkrijgbaar met verschillende warmtegraden. De warmtegraad drukt het vermogen uit van een bougie om warmte op te nemen en af te voeren. Bij een "koude" bougie is het aan de hitte van de verbrandingsgassen blootgestelde isolatorgedeelte relatief kort waardoor de warmte snel aan de cilinderkop wordt afgeven. Bij een "warme" bougie is de isolatorneus langer waardoor de warmteopname groter is.