Halogeenlamp: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Problemen: cruciaal is dat de stroomdichtheid op de dunne plek TOEneemt (elders neemt hij af maar dat doet hier niet ter zake)
Aanv.
Regel 3:
[[Bestand:Halogeenlamp brandend.JPG|thumb|350px|Brandende halogeenlamp]]
 
Een '''halogeenlamp''' is een [[gloeilamp]] waarbij de ballon gevuld is met een [[chemisch inert|inert gas]] onder hoge druk. Aan dit gas wordt een kleine hoeveelheid [[halogeen]] ([[Dibroom|broom]] of [[Di-jood|jodium]]) toegevoegd, waaraan de lamp zijn naam ontleent. Een halogeenlamp heeft een hoger rendement (lichtopbrengst per hoeveelheid toegevoerde energie) en een langere levensduur dan een gewone gloeilamp. Het principe van levensduurverlenging door toevoeging van halogenen berust op het [[Van Arkel-de Boerproces]]. Bij dit proces ontstaat een chemische reactie, waardoor het verstoven [[wolfraam]] van de [[gloeidraad]] steeds weer op gloeidraad wordt teruggebracht.
 
Het overgrote deel van de aan een gloeilamp toegevoerde elektriciteit wordt niet omgezet in zichtbaar licht, maar in onzichtbare warmte (het infrarode deel van het [[elektromagnetisch spectrum]]). De verhouding tussen het zichtbare en het onzichtbare wordt voornamelijk bepaald door de temperatuur van de gloeidraad: hoe hoger de temperatuur, hoe groter het zichtbare deel wordt, dus hoe hoger het rendement. Bovendien wordt het licht witter.
 
== Problemen ==
De levensduur van de lamp stelt echter een grens aan de temperatuur. Het [[metaal]] van de [[gloeidraad]] verdampt na verloop van tijd, dit resulteert in minder lichtopbrengst tot 10 à 20%. Als er door fluctuaties in de verdamping een dunne plek in de gloeidraad ontstaat neemt de [[stroomdichtheid]], en daarmee de temperatuur, ter plaatse toe. Daardoor verdampt het metaal op de dunne plek sneller, en op den duur brandt de gloeidraad door. Dit gebeurt vanzelfsprekend eerder naarmate de temperatuur van de gloeidraad hoger is.
 
Daar komt bij dat de metaaldeeltjes van de verdampende gloeidraad neerslaan op het lampglas. Dit wordt hierdoor donkerder, waardoor de lichtopbrengst minder wordt.