Augur: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Oorsprong: Correctie van de naam. De wet heet de Lex Domitia ..., en is niet van Domitianus. Nu blijkt dat toch de chronologie klopt, en kan het twijfelsjabloon weg.
Regel 30:
 
[[Titus Livius]] was van mening dat er geen publieke augures waren in Rome, tot Numa daarvoor een speciaal college had opgericht, waarin elke stam gelijk vertegenwoordigd was. Hij beweerde ook nog dat er vier augures waren ten tijde van de wet van Ogulnia. Het is waarschijnlijker om het verhaal van Livius te geloven, als we rekening houden met het feit dat Cicero zelf een augur was en dat hij de geschiedenis van het collegium wilde terugbrengen tot de meest legendarische koning.<ref name="dagr.univ-tlse2.fr"/>
Door de wet van Olgunia (300 v.Chr.) bestond het ''collegium'' uit negen ''augures'', door de toevoeging van vijf plebejers. De religieuze distinctie was nu over, de augures konden hun voorspellingen niet meer gebruiken tegen de plebejers. Dit aantal bleef onveranderd tot het tijdperk van Sulla, die de omvang van het college op vijftien bepaalde; [[Gaius Iulius Caesar]] bracht hun aantal later op zestien.<ref name="penelope.uchicago.edu"/> Tot [[103 v.Chr.]] behielden de ''augures'' het recht om zelf de nieuwe ''augures'' aan te stellen. Dit veranderde met een wet van [[TitusGnaius FlaviusDomitius DomitianusAhenobarbus (consul in 96 v.Chr.)|DomitianusGnaius Domitius Ahenobarbus]], die hiermee een kiessysteem invoerde. {{Twijfel-gedeelte|Dit lijkt anachronistisch, Sulla leefde veel eerder dan Domitianus|2016|05|27}} Deze wet werd vervolgens geschrapt door [[Lucius Cornelius Sulla]] in [[81 v.Chr.]], maar werd opnieuw in ere hersteld in [[63 v.Chr.]] In de keizertijd kozen de keizers zelf hun augures naar wens.
 
De ''augures'' vormden een ''collegium'', waar ze hun opvolgers aanduidden en hen de kunst van het voorspellen bijbrachten. Hun twee voornaamste taken waren het bijstaan van de magistraten die de voortekenen ontvingen en het bewaren van de kennis. Ze mochten zelf geen voortekenen analyseren, hoewel ze de kunst beter begrepen dan de magistraten. Ze hadden geen politieke of verkiesbare functie, Cicero noemde ze ''privati''. De augures hadden het recht om een voorteken gunstig of ongunstig te verklaren en wie twijfelde aan hun uitspraken, kon streng gestraft worden. Augures konden hun veto stellen tegen elke publieke transactie en daarom was het ambt zo begeerd bij de patriciërs. Het spreekt voor zich dat de augures van dit recht geregeld misbruik maakten, bijvoorbeeld bij verkiezingen. De augures bezaten niet het ''spectio'', het recht om voortekenen voor de staat te interpreteren. Er bestonden twee vormen van ''spectio''.