Universaliënstrijd: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Robbot (overleg | bijdragen)
k Robotgeholpen doorverwijzing: Doop - Koppeling(en) gewijzigd naar doop (sacrament)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 15:
Ook bij [[Petrus Abaelardus|Pierre Abélard]] (1079–1142) nam de rede een belangrijke plek in, maar omgekeerd van Anselem stelde hij: ''intelligo ut credam'', ''ik begrijp, opdat ik geloof''. Abélard nam als leerling van zowel realist Willem van Champeaux als nominalist Roscellinus een gematigd realistisch of [[Conceptualisme|conceptualistisch]] standpunt in, door te stellen dat universalia zich in individuele dingen bevinden, maar dat deze een hogere mentale werkelijkheid verkrijgen doordat de mens in staat is om via [[abstractie]] werkelijke overeenkomsten te vinden. Dit sloot dicht aan bij de visie in ''[[Metafysica (Aristoteles)|Metafysica]]'' van Aristoteles, zonder dat Abélard zich uitsprak over de vraag of er ook sprake was van een werkelijkheid buiten de mentale werkelijkheid zoals Aristoteles meende. Abélard wist te komen tot een [[These-antithese-synthese|synthese]] van opvattingen door te stellen dat voor God gold dat universalia bestaan voor de dingen (''universalia ante res''), in de werkelijkheid zijn zij in de dingen (''universalia in rebus''), terwijl voor de mensen geldt dat universalia pas na de dingen bestaan (''universalia post res''). Dat de [[islamitische filosofie]] – ook sterk beïnvloed door het [[aristotelisme]] – met gelijksoortige zaken zaken worstelde, blijkt onder meer uit dezelfde oplossing die [[Avicenna]] (980–1037) eerder al had gevonden.
 
De tussenoplossing van Abélard zou gedurende de twaalfde en dertiende eeuw de norm worden, onder meer bij [[Thomas van Aquino]] (ca. 1225–1274) en [[Bonaventura]] (1221–1274). Aristoteles dicht volgend stelde Aquino dat zintuiglijke waarnemingen de basis van kennis zijn, maar worden deze door het [[actief intellect]] verwerkt tot hun [[essentie]], de ''[[quidditas]]'' of watheid. Hij stelde verder dat er wel een onderscheid is tussen geloof en [[rede]], maar dat deze niet in tegenspraak met elkaar zijn, omdat beide van God komen. De rede was daarbij ondergeschikt aan het willen.
 
[[Johannes Duns Scotus|Duns Scotus]] (1266–1308) draaide dit laatste om en stelde dat de rede volgde uit de wil. Scotus was in zoverre een realist dat hij de universalia werkelijk bestonden, maar naast de algemene ''quidditas'' kende hij de individuele ''[[haecceitas]]'' een belangrijkere positie toe. Voor Scotus is er geen twijfel aan de christelijke grondstellingen, maar zijn kritiek betreft de methodiek van de bewijsvoering. Scotus ziet de filosofie en theologie niet als vanzelfsprekend aanvullend, zoals Aquino had gesteld.
Twee eeuwen na Abélard durfde [[Willem van Ockham]] (1288–1347) zich wel uit te spreken over een werkelijkheid buiten de mentale werkelijkheid en stelde dat 'ideeën geen substantie vormen buiten de geest'. Universalia waren niet nodig om zaken te verklaren en maakten een en ander nodeloos ingewikkeld, iets wat later bekend werd als [[Ockhams scheermes]]. Dit had gevolgen voor het geloof. Volgens Ockham moesten geloof en rede gescheiden worden. Geloof was ingegoten (''infusa'') bij de [[doop (sacrament)|doop]] en was de enige weg tot [[Eeuwig leven|eeuwige zaligheid]]. Met de rede moesten alle overige zaken begrepen worden door uitspraken te doen over de geldigheid van [[propositie]]s: ''solae propositiones sciuntur'', ''alleen proposities leveren wetenschappelijke kennis op''.
 
[[Willem van Ockham]] (1288–1347) was degene die de scheiding tussen filosofie en theologie voltooide. Twee eeuwen na Abélard durfde Ockham zich wel uit te spreken over een werkelijkheid buiten de mentale werkelijkheid en stelde dat 'ideeën geen substantie vormen buiten de geest'. Zelfs voor God geldt niet dat de universalia al bestaan voor de dingen (''universalia ante res''), aangezien er anders geen sprake kan zijn van ''[[creatio ex nihilo]]'', schepping uit het niets.<br />
Het denken van Ockham zou van grote invloed worden op de wetenschap en na zijn dood vormde zich een nieuwe school, wat een splitsing betekende in het onderwijs van de ''[[Zeven vrije kunsten|artes liberales]]''. Enerzijds was er de richting die vast bleef houden aan het gematigd realisme, de ''via antiqua'', anderzijds de richting van Ockham, de ''via moderna'' of ''scientia okamica''.
Universalia waren niet nodig om zaken te verklaren en maakten een en ander nodeloos ingewikkeld. Het principe om nooit meer te poneren dan nodig werd bekend als [[Ockhams scheermes]]. Voor Ockham moest de filosofie zaken verklaren vanuit het individuele, maar hij vermeed de val van nominalisme van Roscellinus door geloof en rede te scheiden. Dat beide met elkaar in tegenspraak kunnen zijn, betekent niet dat zij daarbij afbreuk doen aan elkaar, ook wel bekend als de [[dubbele waarheid]]. Geloof was ingegoten (''infusa'') bij de [[Doop (sacrament)|doop]] en was de enige weg tot [[Eeuwig leven|eeuwige zaligheid]]. Het was niet vatbaar voor de rede en daarmee gold de oude [[fideïsme|fideïstische]] opvatting ''[[credo quia absurdum]]'' op, ''ik geloof omdat het absurd is''.<br />
Met de rede moesten alle overige zaken begrepen worden door uitspraken te doen over de geldigheid van [[propositie]]s: ''solae propositiones sciuntur'', ''alleen proposities leveren wetenschappelijke kennis op''.
 
Het denken van Ockham had ook gevolgen voor zijn houding ten opzichte van de Kerk en wereldlijke macht. Ook hier gold voor Ockham dat er sprake moest zijn van een scheiding tussen beide, iets wat hem in conflict bracht met [[paus Johannes XXII]] (ca. 1249–1334), die hem gevangen liet zetten. Hoewel Ockham wist te ontkomen, werd zijn leer verboden in het belangrijkste centrum van de christelijke theologie, Parijs. Uiteindelijk zou zijn werk echter van grote invloed worden op de wetenschap en na zijn dood vormde zich een nieuwe school, wat een splitsing betekende in het onderwijs van de ''[[Zeven vrije kunsten|artes liberales]]''. Enerzijds was er de richting die vast bleef houden aan het gematigd realisme, de ''via antiqua'', anderzijds de richting van Ockham, de ''via moderna'' of ''scientia okamica''.
 
Niet alleen de filosofie verkreeg langzamerhand een vrijheid tot eigen ontwikkeling, hetzelfde gold voor de theologie, wat onder meer tot uiting kwam in de [[Duitse mystiek|mystiek]] van [[Meester Eckhart]] (ca. 1260–ca. 1328).
 
== Literatuur ==