Universaliënstrijd: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
JRB (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
MetDe '''universaliënstrijd''' wordtof dehet eeuwige'''universaliavraagstuk''' strijd met betrekking totis de statusvraag vanof algemene begrippen (of [[universalia]]) bedoeldwerkelijk diebestaan en wat ze dan zijn. De felle discussies hierover vonden een hoogtepunt beleefde in de [[Middeleeuwen]]. HierbijHier kwamenstonden vragen[[Realisme aan(filosofie)|realisten]] tegenover [[Nominalisme|nominalisten]], waarbij de ordeeersten als:stelden 'Zijndat hetalgemene slechtsbegrippen namenin diezichzelf wijbestaan aanvoor de dingen geven(''universalia ante res''), ofterwijl bestaande zelaatsten onafhankelijkstelden vandat onsdeze denkenslechts ennamen zijn, zijnen hetdus reëelpas bestaandena de dingen? bestaan (''universalia post res''), geconstrueerd door mensen.
 
In de [[Oudheid]] had [[Plato]] (ca. 427–347 v.Chr.) met zijn [[Ideeënleer]] een extreem realistisch standpunt ingenomen. Plato zag de kenmerken die men kan waarnemen van voorwerpen als tijdelijke zwakke manifestaties van eeuwig bestaande Ideeën of [[Vorm (filosofie)|Vormen]]. Deze Vormen bevinden zich dus buiten de [[materie]], ze zijn [[Transcendentie (filosofie)|transcedent]]. Zo is een specifiek paard een niet-perfecte afspiegeling van het oerbeeld Paard of Paardheid.<br />
De wortels van dit (filosofisch) conflict dat gedurende de [[middeleeuwen]] in de [[metafysica]] woedde en verscheidene eeuwen duurde, zijn terug te voeren op het verschil van opvattingen tussen [[Plato (filosoof)|Plato]] en [[Aristoteles]]. Zeer sterk samengevat leerde de rationalist en begripsrealist Plato dat de werkelijkheid slechts een afschijn was van de ("in de hemelen") werkelijk bestaande ideeën (universaliën). Omdat Plato leerde dat de ideeën een werkelijk bestaan leidden, noemt men hem ook wel ''begripsrealist''. Elke eik is dus, om het zo te zeggen, een niet geheel volmaakte afspiegeling van de werkelijke ideale eik. Aristoteles, daarentegen, leerde dat alleen het individuele een werkelijk bestaan leidt. Alleen de afzonderlijke of individuele eiken bestaan echt en ons (algemene) begrip ''eik'' kan alleen ontstaan zijn doordat we van alle (werkelijk bestaande) ''individualiteit'' van die daadwerkelijk bestaande eiken abstraheren. (Zie ook de door [[Boëthius]] doorgegeven, op Aristoteles gebaseerde definitie van de mens en merk op dat mensen in de filosofie natuurlijk veel meer van belang zijn dan eiken.) Tegenover het Platonisch [[rationalisme]] en (klassieke) begrips[[realisme (filosofie)|realisme]] stond het [[nominalisme]]. Het ging in de middeleeuwen dus om de begrippen opgevat als ''zijnden''.
Aristoteles (384–322 v.Chr.) nam een gematigd realistische positie in. De vormen of essenties van een voorwerp of [[substantie]] bestonden voor hem werkelijk, maar bevonden zich in de substantie zelf, deze zijn [[Immanentie|immanent]] (''universalia in rebus''). Andersom dan bij Plato volgde het begrip paard dus uit alle individuele paarden.
 
[[Boëthius]] (ca. 480–525) vertaalde het commentaar van [[Porphyrius]] (ca. 234–305) bij ''[[Over de categorieën|Categoriae]]'' van Aristoteles. Porphyrius gaf daarbij zonder zich uit te spreken een samenvatting van de problematiek:
Merk overigens op dat het niet geheel toevallig is dat het rationalisme van Plato samenging met zijn universalisme of (begrips)realisme: iemand is een rationalist als hij kennis put uit zijn kennis van ''begrippen'', en deze begrippen moeten dus minstens de schijn van waarheid of werkelijkheid hebben om binnen een filosofie die in wezen een zijnsleer was, <ref>Metafysica kwam toentertijd neer op zuivere [[Ontologie (filosofie)|ontologie]])</ref> de waar- en werkelijkheid van het rationalistisch systeem aannemelijk te kunnen maken. Nadat het op het individuele gerichte denken van Aristoteles in de hoge middeleeuwen de overhand had gekregen, (zie ook: [[scholastiek]]) kreeg in de moderne tijd het rationalisme weer stevige impulsen ([[René Descartes]], [[Baruch Spinoza]], [[Gottfried Wilhelm Leibniz|Leibniz]]), maar daar stond het niet meer tegenover nominalisme zoals in de middeleeuwen, maar eerder tegenover het [[empirisme]]. Deze verandering van tegenstellingen verliep min-of-meer simultaan met de opkomst van de [[epistemologie]] binnen de filosofie. Een van de meest uitgesproken vertegenwoordigers van het nominalisme in de middeleeuwen was [[Roscellinus van Compiègne]], die stelde dat de universaliën slechts gearticuleerde luchtstoten (''flatus vocis'') waren.
:''Wat de genera en species (geslachten en soorten) betreft, zal ik me niet uitlaten over de vraag of ze op zich of alleen in het intellect bestaan, en zo ze op zich bestaan of ze lichamelijk dan wel onlichamelijk zijn, en of ze gescheiden van de zintuiglijke dingen bestaan dan wel alleen in en aan de zintuiglijke dingen; want dat is een zeer moeilijke kwestie die een grondig onderzoek vraagt.''
 
Het universalia-vraagstuk begon te spelen door toedoen van de nominalist [[Roscellinus van Compiègne|Roscellinus]] (ca. 1050–ca. 1124). Hij stelde dat de universalia slechts aangeblazen woorden (''flatus vocis'') waren. Het waren niet meer dan taalkundige constructies of namen (''nomina''). Individuele paarden bestaan dus wel, maar de paardensoort in zijn geheel is slechts een menselijke constructie in een poging tot [[categorisatie]]. Toen hij zich boog over de [[Drie-eenheid]] bracht dit hem in de problemen. Zijn conclusie dat er sprake was van drie afzonderlijke godheden of dat het [[Dogma (christendom)|dogma]] niet logisch te benaderen was, werd tijdens de [[concilie van Soissons]] van 1092/1093 veroordeeld.
Na de middeleeuwen is niet alleen het begrip ''rationalisme'' van betekenis veranderd (al was het slechts door de verandering van oppositie) ook het (aanvankelijk) platonische begrip ''realisme'' is van betekenis veranderd maar dan meteen ook volledig: in de moderne tijd noemt men Plato ook wel een idealist terwijl het moderne realisme diametraal tegenover het moderne [[idealisme]] geplaatst wordt.
 
[[Petrus Abaelardus|Pierre Abélard]] (1079–1142) nam een gematigd realistisch of [[Conceptualisme|conceptualistisch]] standpunt in, door te stellen dat universalia zich in individuele dingen bevinden, maar dat deze een hogere mentale werkelijkheid verkrijgen doordat de mens in staat is om via [[abstractie]] werkelijke overeenkomsten te vinden. Dit sloot dicht aan bij de visie in ''[[Metafysica (Aristoteles)|Metafysica]]'' van Aristoteles, zonder dat Abélard zich uitsprak over de vraag of er ook sprake was van een werkelijkheid buiten de mentale werkelijkheid zoals Aristoteles meende. De tussenoplossing van Abélard zou gedurende de twaalfde en dertiende eeuw de norm worden, onder meer bij [[Thomas van Aquino]] (ca. 1225–1274) en [[Bonaventura]] (1221–1274). Aquino stelde dat er wel een onderscheid is tussen geloof en [[rede]], maar dat deze niet in tegenspraak met elkaar zijn, omdat beide van God komen. De rede was ondergeschikt aan het willen.
 
Twee eeuwen na Abélard durfde [[Willem van Ockham]] (1288–1347) zich wel uit te spreken over een werkelijkheid buiten de mentale werkelijkheid en stelde dat 'ideeën geen substantie vormen buiten de geest'. Universalia waren niet nodig om zaken te verklaren en maakten een en ander nodeloos ingewikkeld, iets wat later bekend werd als [[Ockhams scheermes]]. Dit had gevolgen voor het geloof. Volgens Ockham moesten geloof en rede gescheiden worden. Geloof was ingegoten (''infusa'') bij de [[doop]] en was de enige weg tot [[Eeuwig leven|eeuwige zaligheid]]. Met de rede moesten alle overige zaken begrepen worden door uitspraken te doen over de geldigheid van [[propositie]]s: ''solae propositiones sciuntur'', ''alleen proposities leveren wetenschappelijke kennis op''.
 
Het denken van Ockham zou van grote invloed worden op de wetenschap en na zijn dood vormde zich een nieuwe school, wat een splitsing betekende in het onderwijs van de ''[[Zeven vrije kunsten|artes liberales]]''. Enerzijds was er de richting die vast bleef houden aan het gematigd realisme, de ''via antiqua'', anderzijds de richting van Ockham, de ''via moderna'' of ''scientia okamica''.
 
==Zie ook==
Regel 11 ⟶ 19:
*[[Realisme (filosofie)|Realisme]]
*[[Willem van Ockham]]
 
{{Appendix}}
 
{{DEFAULTSORT:Universalienstrijd}}