Klankwet: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Polla ta deina (overleg | bijdragen)
→‎Klankwetten zonder uitzonderingen: Vorige twee wijzigingen ongedaan gemaakt: de eindmedeklinker van gezag en gelag is stemloos
k Wikipedia:Wikiproject/SpellingCheck. Help mee!, replaced: verder gegaan → verdergegaan met AWB
Regel 1:
Een '''klankwet''' is een begrip in de [[historische taalkunde]], dat strikt genomen twee verschillende, zij het nauw verwante betekenissen heeft.
 
In zijn eerste en eigenlijke betekenis is een klankwet een ''stelling'' die zegt dat een bepaalde klankontwikkeling regelmatig is. Een voorbeeld: "Een [[Middelnederlands|Middelnederlandse]]e doffe ''e'' aan het woordeinde valt weg in het [[Nieuwnederlands]]" (als in Middelnederlands ''bedde'' > Nieuwnederlands ''bed'').
 
Preciezer geformuleerd: een klankwet zegt dat
Regel 36:
 
===Uitzonderingen door [[morfologische nivellering]]===
Klankwetten kunnen ertoe leiden dat er onregelmatigheden ontstaan in de flexie van naamwoorden en werkwoorden. Als het werkwoord ''vriezen'' zich klankwettig ontwikkeld had, zouden de stamtijden nu zijn: ''vriezen'', ''vroos'' (enkelvoud), ''vroren'' (meervoud), ''gevroren''. Morfologische nivellering heeft in Standaardnederlands de niet-klankwettige verleden-tijdsvorm ''vroor'' opgeleverd. Diezelfde morfologische nivellering is verder gegaanverdergegaan in het Duits, dat nu ''r'' heeft in alle vormen: ''frieren'', ''fror'', ''froren'', ''gefroren''. In sommige Nederlandse dialecten is morfologische nivellering de andere richting opgegaan: die hebben nu ''vriezen'', ''vroos'', ''vrozen'', ''gevrozen''.
 
Of en hoever en in welke richting morfologische nivellering zal optreden, is niet te voorspellen: ze is niet beregelbaar, zoals uit het voorbeeld blijkt. Er zijn echter wel tendensen aan te wijzen. In het Duits is de tendens bijvoorbeeld dat de medeklinker uit de verleden tijd in het hele werkwoord wordt doorgevoerd, terwijl dit in het Nederlands minder is. Het Engels heeft meer de tendens om de medeklinker uit de tegenwoordige tijd te generaliseren, zoals in ''froze''.
Regel 43:
Alle talen komen in contact met andere talen, en dus is ontlening onvermijdelijk. Het resultaat kan een vorm zijn die een klankwet lijkt te schenden. Een Nederlands voorbeeld: een Proto-Indo-Europese ''k'' aan het woordbegin ontwikkelt zich in het Nederlands klankwettig tot ''h''. (Vergelijk Latijn ''cord-'', Nederlands ''hart''). Maar aan Latijn ''camera'' beantwoordt Nederlands ''kamer''. Het Nederlands heeft het woord aan het Latijn ontleend.
 
Talen met vele sprekers hebben dialecten, wat tot ontleningen leidt van het ene dialect naar het andere. De Nederlandse standaardtaal kent, naast het woord ''mond'' (dat zich klankwettig ontwikkeld heeft), ook het woord ''mui'', dat ontleend is uit de kustdialecten, in de vorm ''muude'', een klankwettige ontwikkeling binnen die [[Ingveoonse talen|Ingveoonse]] dialecten<ref>Vergelijk ''Diksmuude'', nog steeds de plaatselijke uitspraak van ''Diksmuide''. Na de ontlening ontwikkelde de ''uu'' zich klankwettig tot ''ui''. [[Syncope (taalkunde)|Syncope]] van de ''d'' tussen twee klinkers leidde uiteindelijk tot ''mui''.</ref>).
 
Er zijn ook af en toe bewuste ontleningen, zoals de Toscaanse woorden beginnend met ''pl''- waar Tolomei (zie §1) het over had.
Regel 56:
Het is opvallend dat frequent gebruikte woorden vaak kort zijn. Hoge '''frequentie''' op zichzelf is aangevoerd als mogelijke oorzaak van drastische, niet klankwettige reducties.<ref>Met name door de Poolse taalkundige Witold Mańczak, onder andere in "Irregular sound change due to frequency in German" in ''Recent Developments in Historical Phonology'', ed. Jacek Fisiak (The Hague, etc.: Mouton, 1978), pp. 309–319.</ref> Een mogelijk voorbeeld is de uitgang van de verleden tijd van de [[Werkwoord (Nederlands)#Sterke en zwakke werkwoorden|zwakke werkwoorden]], '' de'' of '' te'', als die inderdaad teruggaat op de verleden tijd van ''doen'', Nieuwnederlands ''deed''. Een onbetwist Nederlands voorbeeld is de dialectvorm ''gelle'' (voornaamwoord van de 2e persoon meervoud), etymologisch hetzelfde als ''gij lieden''.
 
Als '''[[Onomatopee|onomatopeeënonomatopee]]ën''' klankwetten volgen, kunnen ze hun onomatopoëtisch karakter verliezen; ze onttrekken zich dus vaak aan de werking van klankwetten.
*Misschien doordat ze de klankwet inderdaad niet volgen: Middelnederlands ''pipen'' overleeft als de Nieuwnederlandse onomatopee ''piepen''; het is ook klankwettig geëvolueerd tot Nieuwnederlands ''pijpen''.
*Soms allicht ook omdat ze telkens opnieuw gevormd worden: het is onwaarschijnlijk dat Nederlands ''kukeleku'', Engels ''cock-a-doodle-doo'' en Duits ''kikeriki'' op hetzelfde Oergermaanse woord teruggaan.
 
Ook '''[[Taboe|taboewoordentaboe]]woorden''' kunnen zich klankwettig gezien uitzonderlijk gedragen. In een artikel met de veelzeggende titel "Waarom is Piel geen Pijl geworden?"<ref>''Glot'' 2 (1979), pp. 57–67.</ref> heeft Camiel Hamans dit overtuigend aangetoond: Middelnederlands ''pile'' heeft zich klankwettig ontwikkeld tot ''pijl'', maar ook tot het taboewoord ''piel'' 'penis'.
 
'''Expressief taalgebruik''' kan eveneens klankwettig uitzonderlijke ontwikkelingen met zich meebrengen, zoals de expressieve [[tussenwerpsel|tussenwerpsels]]s ''tjonge'' en ''sjonge'', beide van dezelfde oorsprong als het klankwettige ''jongen''.<ref>Dit voorbeeld uit ''Expressiviteit en taalverandering'' (Leuven: Instituut voor Naamkunde, 1989), p. 152, een bundel opstellen van Karel Roelandts, een Vlaams linguïst die veel onderzoek gedaan heeft over dit onderwerp (pp. 13–14).</ref>
 
==Klankwetten zijn geen natuurwetten==