Slag om Frankrijk: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Denniss (overleg | bijdragen)
Regel 131:
 
===== Vliegtuigen =====
[[Bestand:HeinkelCASA He2.111D 111at Flugausstellung Hermeskeil.jpg|thumb|[[Heinkel He 111]], de standaard Duitse bommenwerper]]
Net als bij de andere wapens hadden de geallieerden op het gebied van vliegtuigen een kwantitatief overwicht: ze hadden een sterkte van zo'n 4500 vliegtuigen beschikbaar, zelfs zonder rekening te houden met die vliegtuigen op de Britse eilanden die in feite niet ingezet zouden worden, tegenover de Duitsers zo'n 3500. Hier schuilde echter een addertje onder het gras. De organieke sterkte van onmiddellijk inzetbare vliegtuigen bedroeg aan Duits kant ruim 2500 toestellen, aan geallieerde zijde nog geen 1500. Dit werd veroorzaakt door het feit dat bij de Entente de productie weliswaar hoog lag, maar de opleiding van piloten sterk achterliep. Een vliegtuig was in die tijd een goedkope constructie waarvan de massaproductie vrij eenvoudig te vergroten was; het trainen van ervaren piloten kon echter niet gehaast worden. In Duitsland was [[Hermann Göring]], de tweede man in de [[Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij|nazipartij]], hoofd van de ''[[Luftwaffe (Tweede Wereldoorlog)|Luftwaffe]]'' en het Wapen genoot een enorme status. Niet minder dan een miljoen man was er in dienst, vaak zonen uit de hogere middenklasse die zich zo aan de gevaarlijker frontdienst poogden te onttrekken. De Duitse piloten waren gemiddeld de beste ter wereld. Ook de kwaliteit van de Duitse vliegtuigen was wat beter dan die van de Franse; weliswaar liepen die maar zo'n half jaar achter in de technologische ontwikkeling maar die ging in die periode zo snel dat het standaard Franse jachtvliegtuig, de [[Morane-Saulnier MS 406]], toch langzamer was dan zijn Duitse tegenhanger, de [[Messerschmitt Bf 109]]. De Franse luchtmacht besloot daarom vooral te proberen zelf te overleven door de eigen vliegvelden te beschermen. Daartoe waren ze uitstekend in staat, maar het betekende wel dat de Franse grondtroepen geen effectieve bescherming geboden kon worden tegen de vele Duitse middelzware bommenwerpers en duikbommenwerpers. Die bommenwerpers hadden naar moderne begrippen een lage trefzekerheid en bommenlast en ze waren niet echt in staat effectief samen te werken met snel oprukkende pantsertroepen — daar waren de verbindingen te traag en te onzeker voor. Wat ze echter uitstekend konden, was het veroorzaken van een totale paniek onder verdedigers van een vrij nauwe frontsector. Ze vormden hierdoor een machtig wapen bij een poging tot doorbraak. Heel veel Frans denkwerk was in de jaren voor de oorlog besteed aan het vinden van een oplossing voor die dreiging, maar ze was niet gevonden. Men hoopte er maar het beste van. Een belangrijke strategische bommenwerpermacht had Duitsland echter niet; daar had het geld voor ontbroken. Men was niet in staat de industrieën van de vijand op grote schaal te vernietigen en deed zijn best de wel bestaande Britse zware bommenwerpermacht niet te provoceren.