Mijnwerker: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
revert vandalisme
Regel 5:
==Woordherkomst==
De naam ''kompel'' komt van het [[Limburgs]]e ''koempel'','' ''dat op zijn beurt komt van het [[Duits]]e ''Kumpel'', hetgeen oorspronkelijk 'vriend' of 'maat' betekende.
 
GEREEDSCHAP, WAT VOOR GEREEDSCHAP GEBRUIKT ZO'N DOMKOP
== Kompels in Nederland en België ==
In [[Nederland]] en [[België]] zijn alle mijnen gesloten en daarom vindt men er geen kompels meer.
 
Kompels werkten over het algemeen in drie [[ploegendienst]]en, waarbij achtereenvolgens elke ploeg acht uur in de mijn werkte. De [[nachtdienst]] was voorbehouden aan kompels van 18 jaar en ouder. De nachtdienst was in feite bestemd om die werkzaamheden uit te voeren waardoor het voor de dag- en middagdienst mogelijk was om uitsluitend met kolenwinning bezig te zijn. Te denken valt aan reparatie en onderhoud van machines, controle en reparatie van het kilometerslange spoorwegnet, de luchtverversing, de schachten, de transportbanden enz.
 
MIJN WERKER JOL
Mijnwerkers droegen op hun hoofd een elektrische petlamp, waarmee zij gericht op hun werk konden schijnen. Ook droegen sommige een [[davylamp|mijnwerkerslamp]] bij zich, deze waarschuwde voor aanwezigheid van het zeer brandbare [[mijngas]].
 
Elke kompel had een uniek nummer, dat op een penning was geslagen. Deze penning kreeg men bij de portier mee, en werd bij de ingang van de [[mijnschacht|schacht]] afgegeven. Aan het einde van de dienst werd de penning weer in ontvangst genomen, en afgeleverd bij de portier. Op deze wijze kon men controleren of er geen kompels in de mijn waren achtergebleven.
 
Het werk in de mijnen was niet zonder gevaar. Het zeer brandbare en, onder bepaalde omstandigheden, [[explosie]]f mijngas vormde steeds een verborgen dreiging voor de mijnwerkers. Ook bestond het gevaar dat bij een waterdoorbraak de mijnganSJALJFLA JSDJLgenmijngangen volliepen met water, waardoor de kompels konden verdrinken. Verder was er explosiegevaar door [[grauwvuur]] en een voortdurend aanwezig instortingsgevaar. Om dit laatste te voorkomen, werden de gangen gestut door middel van [[mijnhout]]. Later werd naast hout ook metaal gebruikt voor het stutten. Ter ondersteuning van de [[steengang]]en en [[Galerij (steenkoolmijn)|galerijen]] werd gebruikgemaakt van stalen stijlen en kappen, deze bestonden uit stukken spoorrails. In de [[pijler (steenkoolmijn)|pijlers]] (de plaats waar de steenkool werd gewonnen) werden speciale, uitschuifbare stalen stempels toegepast. Het verschil tussen deze twee is dat de ondersteuning in mijngangen min of meer deADJLAKJLDJFALKJLfinitiefdefinitief was en pijlerondersteuning steeds verplaatst moest worden.
 
Door [[mijnramp]]en zijn veel mijnwerkers omgekomen, bijvoorbeeld de [[mijnramp van Marcinelle]] in België (1956). Elders in de wereld vinden nog regelmatig rampen in mijnen plaats. Het beroep van mijnwerker is nog steeds een gevaarlijk beroep.
 
Nieuwe kompels werJALJLAJFLJALKÚdenwerden ontgroend, met de ''[[koelstamp]]''. Een kompel hield een schop tegen het achterwerk van de nieuweling, en een ander sloeg (zacht) met een moker op deze schop. Een kompel die deze behandeling had ondergaan was ontgroend, en een volwaardig collega. De opleiding voor mijnwerker duurde drie jaar. Het heette de Ondergrondse VakSchool. Daarom ook de afkorting O.V.S. de ochtend begon als O.V.S.'er met de groet. Toen deed men de hand rechtop bij het voorhoofd. De kleding die een O.V.S.'er droeg was eeJLKJALKJKLAJFKLJD;neen blauwe of grijze overall met het logo, stevige schoenen en een mijnpet op het hoofd.
 
De sanitaire voorzieningen in de mijn zelf waren beperkt tot een ton, die ''[[kiebel]]'' werd genoemd. Bovengronds was een waslokaal waar de kompels zich na de werkdag konden wassen en omkleden. De kleding werd aan een haak gehangen die door middel van een ketting naar het plafond werd gehesen. Het wassen was verplicht, daarbij wasten de kompels elkaars rug, dit werd ''[[poekkele]]'' genoemd.