Atjehoorlog: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
beter
Regel 90:
* [[Tweede Atjehexpeditie|Tweede expeditie naar Atjeh (1873-1874)]]. Gedurende de Tweede expeditie, onder leiding van [[generaal]] [[Jan van Swieten|Van Swieten]], werd de [[Kraton (paleis)|kraton]] veroverd, waarop de expeditie en de oorlog als beëindigd werd beschouwd en Atjeh als overwonnen. Er werd een kleine bezettingsmacht achtergelaten ter verdediging van het veroverde en om op vreedzame wijze toenadering te zoeken tot de bevolking.
 
* [[Atjehoorlog (periode 1874-1876)]] was de tijd na de tweede expeditie, dus van april 1874 tot februari 1876, toen [[Johannes Ludovicius Jakobus Hubertus Pel|Pel]] overleed. De eerste periode kenmerkte zich door een afwachtende houding, maar door omstandigheden gedwongen, moest men aan het einde van 1874 weer offensief te werk gaan. De 'geconcentreerde linie' werd aangelegd, met een [[Atjeh Tram|militaire smalspoorlijn]] als verbinding tussen de posten.
 
* [[Atjehoorlog (periode 1876-1877)]] was de periode tussen het overlijden van Pel en de komst van [[kolonel]] [[Karel van der Heijden|Van der Heijden]]. Gedurende deze periode werd, onder de generaals [[Gerardus Wiggers van Kerchem|Wiggers van Kerchem]] en [[August Diemont|Diemont]], een afwachtende houding aangenomen en werd het stelsel van generaal van Swieten strikt gevolgd.
Regel 96:
* [[Atjehoorlog (periode 1877-1881)]] was de periode, dat er te Atjeh weer offensief werd opgetreden, onder kolonel (later generaal) [[Karel van der Heijden|Van der Heijden]]. Het afwachtende systeem van de periode ervoor had niet het gewenste resultaat opgeleverd en overvallen en onveiligheid namen steeds grotere proporties aan. Van der Heijden volgde de offensieve strategie en deed veldtochten naar alle hoeken van Atjeh. In 1881 was het land eindelijk onderworpen.
 
* [[Atjehoorlog (periode van het civiele bestuur)]] was de periode van 1881 tot 1883, waarin het militaire bestuur van Van der Heijden werd vervangen door een civiel bestuur onder [[Abraham Pruijs van der Hoeven|Pruijs van der Hoeven]], die hetde concentratiestelsel''geconcentreerde linie'' invoerde. Het koloniale leger verschoolwerd zichgekazerneerd in zestien [[Fort (vesting)|vestingen]] (''bentengs'') die onderling waren verbonden door een [[stoomtram]]lijn, [[Atjeh Tram]] genoemd. Dit stelsel werd tot 1893 gebruikt. De tramweg was een geliefd doelwit gebleven van devoor Atjehse strijders. Onder het bewind van Pruijs van der Hoeven liepen de zaken weer uit de hand. Hij wilde de militaire invloed tot een minimum terugdringen, stelde politieagenten aan om de vrede te bewaren en zocht toenadering met de bevolking, die daar niet op gesteld was. Het aantal overvallen en moordpartijen op Europeanen nam weer toe. Ten slotte werd de gouverneur gedwongen af te treden.
 
* [[Atjehoorlog (voortzetting van de afwachtende politiek)]] was de periode tussen 1883 en 1891, waarin de zaken verder uit de hand liepen en de civiele gouverneur, [[Philip Franz Laging Tobias|Laging Tobias]], ten slotte aftrad omdat hij zichzelf als civiel gouverneur te Atjeh niet op zijn plaats achtte, maar een militair gouverneur noodzakelijk achtte (1883). Van 1884 tot 1886, onder generaal [[Henry Demmeni|Demmeni]], gingen de zaken steeds verder achteruit, vanuit Nederlands perspectief. In 1883 al laaide de openlijke oorlog weer op, nadat het Britse schip Nisero strandde op Atjeh, in een gebied buiten de Nederlandse controlezônes. Een lokale leider gijzelde de bemanning, en vroeg aan zowel de Britse als de Nederlandse regering om losgeld. Nederland moest toegeven dat Atjeh nog niet onder controle was, waarop een gezamenlijke Brits-Nederlandse expeditie werd georganiseerd. Een rivaliserende lokale leider, [[Teukoe Oemar]], werd om steun gevraagd, maar deze weigerde. Uiteindelijk beval de Sultan van Atjeh vrijlating van de gegijzelden, waarvoor hij veel geld van de Britten ontving, dat hij meteen voor zijn leger gebruikte. Generaal [[Henri Karel Frederik van Teijn|van Teijn]] volgde Demmeni op, maar de toestand bleef achteruit gaan. Geconfronteerd met een goed bewapende Atjehse oppositie moest Nederland wel weer openlijk de strijd aangaan, hoewel het volgens de officiële lijn slechts om politionele acties ging, en niet om militaire. Atjeh was immers formeel al, in februari 1874, door generaal van Swieten geannexeerd. Teukoe Oemar en andere lokale leiders werden omgekocht met opium en geld, en ontvingen wapens in ruil voor toezegging van steun aan Nederland. Oemar verkreeg de titel panglima prang besar (opperste strijdheer van de regering) van Batavia, en nam een Nederlandse naam aan: hij noemde zichzelf nu Teuku Djohan Pahlawan (Johan de dappere). Op 1 januari 1894 verkreeg Oemar officieel toestemming een leger op te zetten. Twee jaar later echter viel Oemar de Nederlanders aan, nadat hij zich weer aan de Atjehse zijde had geschaard. Dit werd in Nederland bekend als Het Verraad van Teukoe Oemar, waarbij erg veel Nederlandse militairen omkwamen in een waar bloedbad. Deze gebeurtenis betekende het ontslag van generaal [[Christoffel Deykerhoff|Deykerhoff]], die inmiddels Van Teijn was opgevolgd.