Bethlehem (Doetinchem): verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Referenties samengevoegd met AWB |
|||
Regel 1:
[[Bestand:Detail kaart Gelderland en Kleef 1573.jpg|thumb|Detail kaart Gelderland en Kleef 1573 <ref name="Gelders Archief">Gelders Archief, 0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem</ref>]]
[[Bestand:Aantekening van 12 juli 1579 Klooster Bethlehem.jpg|thumb|Klooster Bethlehem Aantekening van 12 juli 1579 <ref>Gelders Archief, 0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem, inv. nr. 999</ref>]]
Regel 6:
==Geschiedenis==
Willem van Berchen<ref>
Tegelijkertijd laat [[Hendrik I van Gelre|Henric van Nassou]] graaf van Gelre en Zutphen hem weten dat hij door zijn grote invloed Franco ruimschoots van gronden kan voorzien. Hij zag het klooster liever op [[Graafschap Gelre|Gelderse]] grond staan, hij dacht door actief een bijdrage te leveren aan een kloosterstichting dat zijn naam daardoor in vroomheid zou stijgen. Varsseveld lag toen in het [[bisdom Munster]] en Doetinchem in [[Aartsbisdom Utrecht (Rooms-katholieke Kerk)|bisdom Utrecht]].
De graaf van Gelre deed alle moeite om meester Franco over te halen toch in Gelre te blijven. Hij had drie vergaderingen nodig om de markegenoten over te halen grond af te staan om plaats te maken voor het klooster.<ref>Kroniek van Willem van Berchen rond 1465 en kroniek van een onbekende auteur van omstreeks 1530</ref><ref>J.C.C. Joosting (1902): ''Werken Gelre no. 2'', p. 20 Arnhem</ref>
Regel 20:
==Reguliere kanunniken==
In de oorkonde van 12 juli 1229 worden de kloosterlingen [[reguliere kanunnik]]en genoemd. Dat wil zeggen dat zij leefden volgens de [[Augustinus van Hippo|regel van Augustinus]]. Zij hadden de drie kloostergeloften, kuisheid, gehoorzaamheid en armoede, afgelegd. Dat blijkt mede uit een oorkonde van 1232 <ref
Het aantal kanunniken varieerde van vijftien tot twintig. In een [[Oorkonde|charter]] van 1282 over de aansluiting van het klooster bij de Duitse Orde wordt vermeld dat er in het convent minimaal twaalf geordende geestelijke moesten zijn. Acht priesters, twee [[diaken]]s en twee [[subdiaken]]s. In een oorkonde van 1437 wordt gesproken over de proost, de [[prior]] en 15 broeders.
Regel 27:
==Plenarium==
Zover bekend zijn alle [[
Het handschrift bestaat uit 175 bladen perkament. Op zes achterzijden, de bladen 2 tot 7, zijn miniaturen geschilderd, die gedateerd zijn in de tweede helft 13de eeuw <ref>G.J. Hoogewerff (1936):''Noord-Nederlandse Schilderkunst'', Den Haag p. 32 ev</ref>. De band bestaat uit twee eikenhouten borden die belegd zijn met verschillende versierselen uit verschillende tijden. In het voorplat is een ivoren reliëf ingelegd met de voorstelling van Christus aan het kruis. In de rand zijn oorspronkelijk acht stenen geplaatst, waarvan er nog drie over zijn. Het geheel is omrand met dertiende-eeuwse zilveren bloemmotieven. Ze zijn afgezet met een bandje van verguld gegraveerd zilver van iets latere datum. Op de hoeken staan in hoog reliëf vier medaillons die de vier evangelisten symboliseren. Tussen de medaillons aan de boven- en onderzijde zijn Christusfiguren aangebracht. Op de zijden zijn grote kristallen aangebracht.
Het miniatuur is de voorstelling van de geboorte van Christus. Het ruitvormige vlak achter het hoofd van Maria stelt een kussen voor. Over de kunstenaar is niets bekend.
|