Augustinus van Hippo: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wikipedia:Wikiproject/SpellingCheck. Help mee!, replaced: bijbel → Bijbel, hoe lang → hoelang (4) met AWB
→‎Leven: --> korter
Regel 48:
Zijn ouders hadden het financieel niet breed, maar trachtten desondanks hem de beste opvoeding van die tijd te geven. Augustinus genoot lager en voorbereidend hoger onderwijs in Thagaste en Madaura. Na de vroege dood van zijn vader liet moeder Monica (financieel gesteund door anderen) hem studeren. In 375, op 21-jarige leeftijd, werd hij leraar in zijn geboorteplaats, en het jaar daarop vestigde hij zich in [[Carthago]] als leraar in de [[retorica]]. Vermoedelijk in 383 verhuisde hij naar Rome, waarna hij in 384 tot retor aan het hof in Milaan werd benoemd.
 
In Milaan hoorde Augustinus eens [[Ambrosius van Milaan|Ambrosius]], de bisschop van Milaan, preken en raakte daardoor geboeid. Deze nam zijn intellectuele bezwaren tegen de [[Bijbel (christendom)|Bijbel]] weg. Maar door het christelijk geloof in het hart geraakt werd hij pas later. Augustinus beschreef zijn [[bekering]] in zijn [[autobiografie|autobiografische]] [[Confessiones]] (''Belijdenissen''). In 386 bekeerde hij zich tot het [[christendom]]. Hij werd met [[Pasen]] in [[387]] door [[Ambrosius van Milaan|Ambrosius]], de bisschop van Milaan, gedoopt. Hierna keerde hij terug naar zijn geboorteplaats in Africa, tijdens welke reis zijn moeder Monica in [[Ostia Antica|Ostia]] overleed. Na zich in Thagaste een paar jaar in stilte met Bijbelstudie te hebben beziggehouden, werd Augustinus in [[391]] half tegen zijn wil tot [[priester]] gewijd en in 395 tot medebisschop (met het recht van opvolging van de bisschop van Hippo Regius). Van 396 tot zijn dood in 430 was hij bisschop van de Kerk van Hippo Regius. Ook in die functie bleef hij een sober kloosterleven leiden in zijn bisschoppelijke woning.
Augustinus stierf in 430 tijdens het beleg van en vlak voor de inname van Hippo door de [[Vandalen]]. Volgens de overlevering moedigde hij de bewoners van Hippo aan om zich te verzetten tegen de Vandalen, vooral omdat de Vandalen een [[Arianisme|ariaanse]] variant van het christendom aanhingen, die Augustinus als [[ketter]]s beschouwde.
 
Tot verdriet van zijn moeder Monica leidde Augustinus tijdens zijn jonge jaren aanvankelijk een in christelijke ogen losbandig leven. Met 17 jaar begon Augustinus een relatie met een jong meisje.<ref>{{en}}[http://www.newadvent.org/cathen/01141e.htm Adeodatus], lemma in [[Catholic Encyclopedia]], 1913 — Relatie en zoon worden alhier vermeld.</ref> In 372 kregen ze een zoon, Adeodatus ("gegeven door God"). Augustinus vermeldde dit in zijn Belijdenissen (9, 6,14). Ze zouden 13 jaar samenleven. Na kennismaking met het werk van de Romeinse filosoof [[Marcus Tullius Cicero|Cicero]] besloot hij [[filosofie]] te studeren op zoek naar de waarheid, met name over een zuiver Godsbegrip in relatie tot de oorsprong van het [[goed en kwaad|kwaad]]. Aanvankelijk meende hij deze waarheid te vinden in het [[manicheïsme]]. Deze [[syncretisme (religie)|syncretistische]] (en na zijn bekering door Augustinus heftig als ketters bestreden) stroming ging uit van de rationele [[dualisme|dualistische]] gedachte dat er naast God als het hoogste Goed een afzonderlijke entiteit Kwaad bestaat. Zodoende kon God de Schepper niet als oorsprong van het Kwaad en de [[Zonde (christendom)|zonde]] worden beschouwd (het probleem van de [[theodicee]]). Goed en Kwaad strijden als gelijkwaardige partijen tegen elkaar. Vanaf 376 was Augustinus gedurende tien jaar lid van de gemeenschap van de manicheeërs.
Onder invloed van de Griekse filosofie keerde hij zich af van het [[manicheïsme]]. In het [[neoplatonisme]], met name bij [[Plotinus]] vond hij een beter antwoord op de vraag waar het kwaad vandaan komt. Het kwaad was, zo zag Augustinus het toen, een beroving van het goede; geen opzichzelfstaande entiteit, maar de verkeerdheid van de menselijke [[Wil (begrip)|wil]] die zich van God heeft afgewend. Zijn bekering tot het christendom geschiedde niet op basis van rationele inzichten, maar door een persoonlijke crisis.
 
In Milaan hoorde Augustinus eens bisschop [[Ambrosius van Milaan|Ambrosius]] preken en raakte daardoor geboeid. Deze nam zijn intellectuele bezwaren tegen de [[Bijbel (christendom)|Bijbel]] weg. Maar door het christelijk geloof in het hart geraakt werd hij pas later. Augustinus beschreef zijn [[bekering]] in zijn [[autobiografie|autobiografische]] [[Confessiones]] (''Belijdenissen'').
Tijdens een geestelijke crisis in 386, op 32-jarige leeftijd, ging hij languit liggen onder een vijgenboom in de tuin van zijn woning in Milaan. Hij praatte wanhopig tegen God;
:"''... wel niet met deze woorden, met wel in deze geest: 'En gij, Heer, hoelang nog? Hoelang nog, Heer, zult gij steeds maar vertoornd zijn? Wees onze oude ongerechtigheden niet indachtig!' Want door die oude ongerechtigheden - dat merkte ik - werd ik vastgehouden. En ik stiet maar klaaglijke woorden uit: 'Hoelang nog, hoelang nog, dat "morgen" en weer "morgen"? Waarom niet meteen? Waarom niet op dit moment een eind aan mijn verfoeilijkheid? Dat zei ik maar en ik schreide maar in bittere vermorzeling van mijn hart.''
:''En ineens, daar hoor ik een stem uit een naburig huis, een stem die zingende zei en steeds weer herhaalde, een stem als van een jongetje of van een meisje, ik weet het niet: "'Tolle, lege! Tolle lege!' ('Neem en lees!') En meteen veranderde mijn gezicht en begon ik ingespannen na te denken of kinderen bij een of ander spelletje iets van dien aard zingen; het wilde me niet te binnen schieten dat ik het ooit ergens had gehoord. Toen bedwong ik de heftige stroom van mijn tranen en stond op: de enige verklaring die ik kon geven was deze, dat ik van Godswege bevel kreeg om het boek te openen en de eerste passage waar mijn oog op viel te lezen.''" (Belijdenissen, 8, XII, 29)
 
Snel ging Augustinus terug naar de plek waar hij een Bijbelboek had neergelegd,
:"''toen ik was opgestaan en weggegaan. Ik pakte het, deed het open en las zwijgend de passage waar mijn ogen het eerst op vielen: 'Niet in brasserij en dronkenschap, niet in slaapkamers en oneerbaarheden, niet in twist en na-ijver, maar trekt de Heer Jezus Christus aan en vertroetelt niet het vlees in begeerlijkheid.' ''"
 
Deze woorden troffen Augustinus. (In een moderne vertaling luidt het gedeelte aldus: We moeten ons behoorlijk gedragen alsof het al helemaal dag is. Dus geen zwelgpartijen en drinkgelagen, geen ontucht en losbandigheden, geen onenigheid en afgunst. Nee, we moeten ons als het ware wapenen met de Heer Jezus Christus en niet ons zondige ik koesteren dat tot allerlei begeerten aanzet. ([[Brief van Paulus aan de Romeinen|Romeinen]] 13,13-14 - Groot Nieuws vertaling))
 
:"''Verder lezen wilde ik niet en het was ook niet nodig. Want meteen, bij het eind van deze zin, stroomde er als een licht zekerheid in mijn hart binnen en vluchtte al de duisternis van mijn weifelen en twijfelen heen,''" vervolgde Augustinus.
 
Als [[priester]] en [[bisschop]] werd Augustinus een gerenommeerd predikant. Er zijn bijna zeshonderd preken van hem overgeleverd, naar schatting 10% van het totale aantal preken dat hij heeft gehouden. Een deel van zijn predikend leven besteedde hij aan de bestrijding van de aanhangers van met name de andersdenkende (ketterse) stromingen van het manicheïsme, het [[donatisme]] en het [[Pelagius (monnik)|pelagianisme]], maar vooral was hij pastoraal bewogen en bezorgd om het welzijn van de mensen die aan zijn zorg als bisschop waren toevertrouwd.