Germaanse mythologie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Link gelijk aan linktekst
Regel 82:
 
=== Zon ===
In zijn ''[[Commentarii de bello Gallico|Bellico Gallico]]'' (6. 21. 2) merkt [[Julius Caesar]] het volgende op: ‘Zij geloovengeloven alleen aan zulke goden, als zij zien en van wie zij op een in het oog vallende wijze voordeel hebben, zooals de Zon, het Vuur en de Maan; de overige goden kennen zij zelfs niet bij name'.<ref>Editie Doesburg 1895.</ref> Hoewel deze beschrijving oppervlakkig is, biedt Tacitus een aanvulling (''[[Annales (Tacitus)|Annales]]'' 13. 55) met de vermelding van de Germaanse edelman Boiocalus, die de zon aanroept. In de ''Poëtische Edda'' (''[[Völuspa]]'') komt de Zon gepersonifieerd voor, en [[Snorri Sturluson]], in zijn ''Proza-Edda ''(''[[Gylfaginning]]''), rekent haar ook tot de goden.<ref>West 2007, p. 197.</ref> Hoewel in dit stadium weinig over etniciteit te zeggen valt, is het wel duidelijk dat de zon een belangrijke entiteit en wellicht object van aanbidding was in het noorden, getuigen rotstekeningen en de bronzen zonnewagen uit Trundholm van ca. 1000-1400 v.Chr., bewaard in het Nationaal Museum in [[Kopenhagen]]. In de ''Edda''<nowiki/><nowiki>'s wordt Zon eveneens genoemd als voortgetrokken door paarden, Árvakr ('vroegwakker') and Alsviðr ('alsnel') (</nowiki>''Grímnismál'' 37; ''Sigrdrífumál'' 15; ''Gylf''. 11). Dergelijk bronswerk is meer gevonden in Germaanse gebieden.<ref>Zie West 2007, pp. 203-207 voor andere, verwante voorbeelden.</ref>
 
=== Tuisto ===