Zaadknop: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Bouw: aanpassing
Regel 61:
== Ontwikkeling van het zaad ==
Na de [[bevruchting]] begint de zaadvorming. Uit de bevruchte eicel in de zaadknop groeit een proëmbryo (een draad van cellen), waarvan één of meer topcellen gaan uitgroeien. Het overige gedeelte van de draad heet de kiemdrager (= suspensor). Allereerst groeien deze topcellen uit tot de zogenaamde kiembol, die bestaat uit nog ongedifferentiëerde cellen. Rondom de kiembol worden lagen cellen gevormd. Het naar de kiemdrager gelegen gedeelte groeit o.a. uit tot het worteltje, de bovenste cellen tot de stengeltop en de zaadlobben. Bij verdere deling en differentiatie ontstaat dan uiteindelijk het volgroeide [[embryo]].
 
De reservestoffen, die het zaad meekrijgt, is aanwezig in de vorm van zetmeel of oliën, die opgeslagen zijn in de cellen van het perisperm (zelden), van het primair endosperm (bijvoorbeeld bij coniferen) of van het secundair endosperm (vaak) of van de zaadlobben van de jonge spruit (bijvoorbeeld bij [[Peul (vrucht)|peulvruchten]]). Het perisperm is diploïde, omdat het gevormd werd door de nucellus, het primaire endosperm werd gevormd na de meiose en is haploïde, het secundaire endosperm werd gevormd bij de dubbele bevruchting uit een polyploïde (meestal triploïde) cel. De kiemlobben van het embryo en de de jonge plant zijn weer diploïde omdat deze is ontstaan na de bevruchting.
 
Bij [[Orchideeënfamilie|''Orchidaceae'']], ''[[Monotropaceae]]'', [[Bremraapfamilie|''Orobanchaceae'']] en ''[[Rafflesiaceae]]'' is de kiem in het zaad niet verder ontwikkeld dan de kiembol. Pas na infectie met een [[symbiose|symbiotische]] schimmel, die voor het benodigde voedsel moet zorgen, gaat de ontwikkeling en de daarop volgende kieming verder.