Bijl: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 10:
In de [[bronstijd]] ging men over op [[brons]], dat duurzamer en gemakkelijker te gieten is dan koper. Brons kan zo gegoten worden dat er holle ruimten ontstaan, waarin gemakkelijk een steel bevestigd kan worden. Een bijkomend voordeel was dat de holle ruimten ook voor een besparing van de hoeveelheid brons zorgden. Bovendien waren bronzen bijlen scherper dan koperen exemplaren en kon men eenmaal versleten werktuigen weer omsmelten om er nieuwe van te maken. De eerste bronzen bijlen waren [[vlakbijl]]en. In feite kopieën van hun stenen voorgangers; ze werden op dezelfde wijze in een houten steel gezet. Pas later werden de specifieke mogelijkheden van het nieuwe materiaal uitgebuit. Door verbeteringen in het gietproces werden in de midden-bronstijd in geleidelijke stappen achtereenvolgens de [[randbijl]], de [[hielbijl]] en de [[vleugelbijl]] ontwikkeld. In de late bronstijd gevolgd door de kokerbijl. Gaandeweg maakte men een oogje aan de bijl, waardoor deze niet snel verloren kon worden tijdens het werk. <ref>{{aut|Leo Verhart}} (1993): ''De prehistorie van Nederland'', RMO-reeks, Bataafse Leeuw, Leiden, blz 47, ISBN 978-9067073257</ref>
 
Bijlen met schachtgat waren al wijd verbreid in de bronstijd van de [[Kaukasus (gebied)|Kaukasus]] en de Oost-Europese [[jamnacultuur]]. Stenen imitaties hiervan ziet men bij de [[strijdbijl]]en van de [[touwbekercultuur]] en koperen versies zijn gevonden bij [[kopertijd]]culturen alsin deMidden- [[Cucutenicultuur]]en Oost-Europa. In de Europese bronstijd was dit type echter relatief zeldzaam.
 
De laatste stap in de ontwikkeling was de overgang van gieten naar [[smeden]]. Deze stap werd gemaakt in de [[ijzertijd]], toen men bijlen ging smeden van [[smeedijzer]] en [[Staal (legering)|staal]]. Voorwerpen die gesmeed zijn, zijn beduidend sterker dan gegoten voorwerpen van gelijke vorm.