Johannes Elias Feisser: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wikipedia:Wikiproject/SpellingCheck. Help mee!, replaced: dichtbij → dicht bij met AWB
Regel 21:
 
==Jeugdjaren==
Feisser was telg uit een familie van militairen. Zijn grootvader en zijn vader hadden beiden in 1794 [[Maastricht]] verdedigd tijdens het [[Geschiedenis_van_MaastrichtGeschiedenis van Maastricht#Vestingstad|beleg door de Fransen]], grootvader als kapitein-kwartiermeester en vader als vaandrig. Zijn grootvader, naar wie hij werd vernoemd, was geboren in [[Bad Homburg vor der Höhe]] bij [[Frankfurt am Main]] en zijn [[grootmoeder]], Anna Heines Carsjens, kwam uit [[Middelstum]]. De moeder van Feisser, Anna Maria Bouer, was dochter van een kalkfabrikant in het [[Groningen (provincie)|Groningse]] [[Winsum (dorp)|Winsum]]. Rond 1808 verhuisde het gezin naar [[Veendam (plaats)|Veendam]], waar vader Johannes tot rijksontvanger werd benoemd.
 
Na het voorbereidend onderwijs te Veendam werd Johannes in 1823 op verzoek van zijn grootmoeder ingeschreven als student [[theologie]] te [[Groningen (stad)|Groningen]]. Hij bekwaamde zich in de “literarische en theologische studiën”, deed elk jaar voor de grote vakantie met goed gevolg examen nam deel aan een prijsvraag waarvoor hij een gouden erepenning kreeg. In 1827 legde hij het [[proponentsexamen]] af voor het Provinciaal Kerkbestuur van [[Friesland]]. Daarna bezocht hij gedurende een jaar de Universiteit van [[Leiden]]. Aanvankelijk hadden de “Nieuw Testamentische studiën” zijn voorliefde, maar onder invloed van zijn leermeester, Dr. Th.A. Clarisse te Groningen, koos hij voor zijn [[proefschrift]] een onderwerp uit de [[kerkgeschiedenis]]. In juni 1828 verdedigde hij zijn proefschrift "de Vita Basilii Magni, Caesareae in Cappadocia Episcopi" en verwierf daarmee het [[doctoraat]] in de [[theologie]].
 
==Beroepen==
In 1828 nam hij een [[beroep (protestantisme)|beroep]] naar [[Lekkum]] en [[Miedum (Leeuwarden)|Miedum]] aan de [[Dokkumer Ee]] aan, waar hij tot 1831 zou blijven. Hij trouwde in 1830 op [[Ameland (eiland)|Ameland]] met Geertruide Elisabeth Barbara Orck, baronesse van Heeckeren, afkomstig uit [[Bad Bentheim|Bentheim]]. Hij was toen bijna 25, zij was 17 jaar oud.
 
Tijdens zijn volgende [[pastoraat]] te [[Winschoten]] (van 1831 tot 1833) publiceerde hij in 1832 "Jezus Christus of Lotgevallen en Lessen van den Zaligmaker der Menschen", een godsvruchtig boekwerkje.
Regel 37:
==Het begin van het baptisme==
[[Bestand:20151025 Baptistenmonument Gasselternijveen1.jpg|thumb|Monument in Gasselternijveen ter herinnering aan de eerste doop van Baptisten in Nederland op 15 mei 1845]]
Feisser raakte goed bevriend met ds. [[Jan de Liefde (predikant)|Jan de Liefde]], [[doopsgezind]] predikant te [[Zutphen (stad)|Zutphen]]. Ook kwam hij in contact met baptisten uit [[Duitsland]]. In [[Hamburg]] stichtte de predikant [[Johann Gerhard Oncken]] in 1834 de eerste baptistengemeente op het Europese vasteland. Oncken was in Engeland met het [[baptisme]] in aanraking gekomen. Deze Oncken stuurde Köbner en Remmers als afgevaardigden van zijn gemeente op pad om met Feisser en diens opvattingen kennis te maken. Begin mei 1845 trok Feisser naar [[Hamburg]] en maakte er kennis met Oncken en de zijnen. Op zijn thuisreis vergezelde Köbner hem. Op donderdag 15 mei 1845 kregen de eerste zeven mensen op 't Nijveen het [[sacrament]] — de onderdompeling — toegediend door Julius Köbner. Dit vond plaats in een ondiepe veenvaart in de open lucht, dichtbijdicht bij de boerderij van Roelof Reiling. Hiermee was in Nederland de eerste baptistengemeente een feit. Na deze doop werd Feisser gekozen tot voorganger van de eerste Nederlandse baptistengemeente (genoemd 'Gemeente van Gedoopte Christenen'). Feisser was van plan nu in Gasselternijveen voortvarend aan de slag gaan, maar dat viel bitter tegen. Hij kreeg te kampen met tegenwerking. Van de groep die zich om hem heen verzameld had keerde meer dan de helft hem de rug toe. Feisser en enkele getrouwen hielden echter vol. Kort daarop richtten zij een adres aan de koning: "strekkende ter bekoming van toelating tot het inrichten eener Christelijke Afgescheidene gemeente." Zij bewandelden, om bij de regering erkend te worden, dezelfde weg als de [[Afgescheidenen]]. Zij gaven als hun belijdenis de gereformeerde op, met uitzondering van de doop. Bij [[Koninklijk Besluit]] van 13 augustus 1845 werd, op rapport van de Minister van Eredienst van 19 juli, de verzochte toelating aan de adressanten verleend.
In de zomer van 1849 trok Feisser als rondreizend predikant enkele maanden te voet door Groningen en [[Oost-Friesland]] in Duitsland. Uiteindelijk werd de inspanning Feisser te veel. Hij kon het lichamelijk niet meer aan.