Genootschap voor Geschiedenis te Brugge: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
k Wikipedia:Wikiproject/SpellingCheck. Help mee!, replaced: {{commons → {{Commons, de zelfde → dezelfde, één van → een van (2) met AWB
Regel 50:
Kort na de verzoening waren twee bestuursleden uit Brugge verdwenen. Octave Delepierre verhuisde naar Londen en Ferdinand Van de Putte werd pastoor in Boezinge. Carton bleef alleen over met penningmeester De Stoop. Men kon als nieuw bestuurslid Charles de Schietere de Lophem aantrekken, die als secretaris werd aangesteld. Korte tijd daarop werden de statuten gewijzigd om aan F. van de Putte toe te laten opnieuw bestuurslid te worden, ook al nam hij nooit aan de bijeenkomsten deel. Dit stoorde Carton geenszins, integendeel. Hij was duidelijk meer op zijn gemak als hij zonder pottenkijkers de vereniging kon leiden.
 
Vanaf 1843 tot en met 1850 verscheen stipt elk jaar een aflevering van de Handelingen. Nadien was er verslapping: van 1851 tot en met 1863 verschenen slechts vier afleveringen. Gedurende deze periode werden inhoud en toon van de 'Annales' overwegend bepaald door Carton en Van de Putte. Op de ongeveer tweehonderd bijdragen die in die periode verschenen, was de helft van hun hand: vijftig door Van de Putte en bijna evenveel door Carton. Het nummer voor 1844, - samengesteld in het moeilijke overgangsjaar 1843 -, bevatte, naast een bijdrage van Charles Voisin (1802-1872), niets anders dan artikels geleverd door het productieve duo: tien van Carton en negen van Van de Putte, terwijl vier niet-ondertekende bijdragen zonder twijfel van ééneen van hen beiden waren. Dit betekende dat 360 van de 410 bladzijden van hun hand waren.
 
Gedurende de periode 1843-1863 verschenen bijdragen van een dertigtal auteurs, en hierbij bleek dat de reputatie van het tijdschrift en de persoonlijke aantrekkingskracht van Carton – ondertussen lid geworden van de Koninklijke Academie – er heel wat vooraanstaande historici en archivarissen toe bracht één of meerdere bijdragen aan zijn tijdschrift aan te bieden. Dit was het geval voor de gerenommeerde historicus [[Joseph Kervyn de Lettenhove]] (1817-1891) en voor de Ieperse stadsarchivaris [[Isidore Diegerick]] (1812-1885). Ook buiten de provincie vond Carton vooraanstaande medewerkers. Zelfs [[Ludwig Bethman]] (1812-1867), van de gezaghebbende 'Monumenta Germaniae Historica' leverde in 1862 een korte bijdrage, terwijl bij de afzonderlijke publicaties zijn ''Lettre à Mr. Carton'' over de geschiedenis van de graven van Vlaanderen gepubliceerd werd.
Regel 69:
Tot dan had de woning van bestuurslid De Stoop als secretariaat gefungeerd, maar Andries nam een lokaal in huur op de eerste verdieping van een huis in de Nieuwstraat, waar ook andere geleerde genootschappen gehuisvest waren. De ruimte verschafte de mogelijkheid om een aanvang te maken met de opbouw van een eigen bibliotheek.
 
Andries spande zich ook in om de quasi-eenmanszaak van vroeger ruim te openen. Onder zijn voorzitterschap trok hij achttien nieuwe bestuursleden aan en werd het aantal leden (eigenlijk abonnees) fors verhoogd. Onder die nieuwe bestuursleden waren er verschillende die ook politiek en maatschappelijk heel wat betekenden en dit uitte zich in de aanzienlijke verhoging van de toelagen die het genootschap ontving en die vanzelfsprekend de mogelijkheid verhoogden tot het publiceren van erudiete werken die verlieslatend waren. Een negatief punt was dat de politici of de leden van de Brugse elite, wel graag bestuurslid werden, maar weinig historische bijdragen leverden. Daarbij kreeg de 'Emulatie' ook concurrentie van verschillende meer lokale West-Vlaamse tijdschriften. In Brugge verschenen 'La Flandre', 'Rond den Heerd', 'Le Beffroi' en de 'Halletoren'.
 
Vooral de concurrentie van 'La Flandre (1867-1885) was voelbaar. Dit nieuwe tijdschrift werd gesticht door jongere historici die aan de 'Société d'Emulation' oubolligheid en gebrek aan wetenschappelijke ernst verweten. Onder hen bevonden zich [[James Weale]], [[Louis Gilliodts]], rijksarchivaris [[Emile Van den Bussche]] en drukker-uitgever [[Edward Gailliard]]. De gemiddelde leeftijd van de heren was eenendertig, daar waar die bij de 'Emulation' rond de zestig lag. De strijd was hevig, maar na een aantal jaren werd de zinloosheid ervan ingezien. La Flandre verdween en de nog overblijvende historici sloten bij de 'Emulation' aan.
Regel 119:
Hoofdactiviteit bleef uiteraard het tijdschrift waarvoor, sinds Strubbe, een duidelijke onderverdeling bestond die een evenwichtige samenstelling beoogden: de wetenschappelijke artikels als hoofdmoot en daarbij de boekenschouw, de kroniek, de 'akten en oorkonden' en de boekbesprekingen. Om nieuwe schwung aan de afzonderlijke publicaties te geven, werd in 1982 gestart met een nieuwe reeks onder de naam ''Vlaamse historische studies''.
 
Ter gelegenheid van de 150e verjaardag werd in 1988 het [[predicaat Koninklijk]] verleend en in 1987 verleende het Gemeentekrediet zijn ''Geschiedenisprijs'' aan de 'Emulatie'. Vooral werd aan een geschiedenis van het genootschap gewerkt, door Romain Van Eenoo, met ééneen van zijn oud-studenten als medeauteur. Het werd het boek ''IJveren voor geschiedenis''. Albert Schouteet van zijn kant hernam de analytische studie van de handelingen, met een forse publicatie tot gevolg die een bijzonder nuttig overzicht leverde van de Handelingen, van 1839 tot 1988. Het boek verscheen kort na zijn overlijden.
 
In 1992 nam voorzitter Janssens de Bisthoven ontslag en werd hij uitgewuifd met een feestnummer van de Handelingen, met bijdragen geleverd door de bestuursleden.
Regel 129:
Er werden opnieuw bestuursleden aangetrokken, terwijl zelden een bestuurslid verdween. De gezellige groep van een tiental leden was op enkele jaren tijd verdubbeld. De zeer grote tafel in het kantoor van de stadsarchivaris van Brugge, waar voortaan werd vergaderd, was nauwelijks toereikend om alle bestuursleden te laten plaatsnemen. Het grote aantal leden gaf natuurlijk wel aanleiding tot meer raad en bijstand van uiteenlopende aard, maar zorgde er tevens voor dat de vergaderingen aanzienlijk verlengd werden en de 'navergaderingen' met gezellige drank in één of andere Brugse afspanning stilaan minder tijd konden in beslag nemen.
 
Het genootschap bleef de zelfdedezelfde weg bewandelen. Om de zes maanden verscheen een aflevering van de Handelingen, met artikels die elk op hun manier bijdroegen tot de kennis van de geschiedenis van het graafschap Vlaanderen en van zijn opvolgers en dit midden de grote metamorfose die de omgeving onderging. Jaarvergadering, afzonderlijke uitgaven, vele contacten bleef de voorzitter van nabij opvolgen.
 
Om aan de vereisten van het bureaucratische tijdperk te voldoen, besliste het genootschap dat het na bijna 175 jaar bestaan als feitelijke vereniging, onvermijdelijk werd om zich de juridische status van vereniging zonder winstoogmerk aan te meten. Meteen werd ook in de teksten ingeschreven wat al in de praktijk een tijdje het geval was, namelijk dat een kleine kern (nu Raad van bestuur) nauwer betrokken werd dan de grotere groep (nu Algemene vergadering).
Regel 328:
* [http://www.genootschapvoorgeschiedenis.be/ Webstek van het Genootschap]
 
{{commonscatCommonscat|Genootschap voor Geschiedenis (Bruges)}}
 
[[Categorie:Geschiedenis van Brugge]]