Wieringer boerderij: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 21:
Dat het Wieringer type-boerderij speciaal geschikt is voor een gemengd bedrijf blijkt uit de aanwezigheid van de dorsvloer, een koeienstal en de grote schuurruimte. In de boerderij was er ruimte voor een aantal koeien, doorgaans niet meer dan een stuk of zes, enkele kalveren, wat varkens en een paard. De schapen verbleven het hele jaar op het land, enkel bij hevige vorst werden ze op stal gehaald. Voor de lammeren was er wel plek, zij verbleven in de 'uutlid'.
 
De hoge gronden op Wieringen lenen zich voor landbouw, de lage gronden (kogen) zijn enkel geschikt als weidegrond. In de tweede helft van de 19e eeuw bezat een Wieringer boerenfamilie gemiddeld 9 hectares. Door de bevolkingstoename en vererving werden de bedrijven gaandeweg kleiner en moest de boer ook als visser aan de slag om het hoofd boven water te houden. Landbouw werd voornamelijk gedreven voor eigen behoefte. Het gewas werd gezaaid na 17 april. De Wieringer boer verbouwde rogge, haver, aardappelen en gerst. Als het graan gedorst was, werd het op de zolder boven het voorhuis opgeslagen. Het hooi werd opgetast in de schuur (hooistek) en boven de stal, zodanig dat de koeien door luiken in het schot tussen stal en schuur konden worden gevoederd. In aanvang van het winterseizoen moetmoest de boer direct naast het tussenschot een gangetje door het hooi graven, zodat hij de luiken kon bereiken.
 
== Tiendrecht ==