Macrinus (keizer): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
k Wikipedia:Wikiproject/SpellingCheck. Help mee!, replaced: Tenslotte → Ten slotte met AWB
Regel 38:
In Rome startte Macrinus een carrière als advocaat. Hij kwam in contact met de machtige, uit Libië afkomstige [[praetoriaanse prefect]] [[Gaius Fulvius Plautianus|Plautianus]]. Deze stelde hem aan als beheerder van zijn grote vermogen. Toen Plautianus in 205 ten val kwam en op bevel van de zoon van de keizer [[Caracalla]] om het leven werd gebracht, geraakte ook Macrinus in groot gevaar. De [[Praefectus urbi|stadsprefect]] [[Lucius Fabius Cilo]] stond echter voor hem in en redde hem zijn leven.<ref>{{aut|[[Cassius Dio]]}}, 79 (78),11,2-3.</ref>
 
Hij begon nu aan een ridderlijke loopbaan. Eerst was hij ''advocatus fisci'' (raadsman van de [[Fiscus]]),<ref>''Historia Augusta'', Macrinus 4, 4; 4, 6.</ref> vervolgens benoemde keizer [[Septimius Severus]] hem tot ''prefect vehiculorum per Flaminiam''. Dit gaf hem het toezicht op het wagenverkeer op de [[Via Flaminia]].<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 11, 3.</ref> TenslotteTen slotte benoemde keizer Caracalla hem in het jaar 212 tot de hoge positie van een van de twee [[praetoriaanse prefect]]en van de [[Praetoriaanse garde]]. Hij bereikte de top van de ridderlijke carrièreladder en had nu een van de machtigste posities in het keizerrijk. In de jaren 216-217 vergezelde hij Caracalla op diens campagne tegen de [[Parthen]].
 
==Verheffing tot keizer==
De omstandigheden die tot de dood van Caracalla en de verheffing tot keizer van Macrinus hebben geleid, worden door Cassius Dio in detail beschreven. De belangrijkste punten uit Cassius Dio's verslag worden door hedendaagse onderzoekers geaccepteerd en worden in moderne beschrijvingen van de gebeurtenissen algemeen overgenomen.<ref>zie bijvoorbeeld {{aut|Karl Christian}}: ''Geschichte der römischen Kaiserzeit'', 6e druk, München 2009, blz. 625-626.; {{aut|Julia Sünskes Thompson}}: ''Aufstände und Protestaktionen im Imperium Romanum'', Bonn 1990, blz. 66-67; {{aut|[[Anthony Birley|Anthony R. Birley]]}}: ''Caracalla''. in: {{aut|Manfred Clauss}} (red.): ''Die römischen Kaiser. 55 historische Portraits von Caesar bis Iustinian'', 4e druk, München 2010, blz. 185-191, hier: 191.</ref>.
 
Macrinus bevond zich in het voorjaar van 217 in een acute noodsituatie: in [[profetie]]ën was hem de keizerlijke waardigheid voorspeld. Dit was ook echter ook Caracalla ter ore gekomen; ook was een schriftelijk verslag over deze waarzegging naar de keizer onderweg. [[Ulpius Julianus]], een vertrouweling van Macrinus, die deze later tot [[praetoriaanse prefect]] benoemde, waarschuwde Macrinus voor het dreigende levensgevaar.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78),4, 1-5, 2.</ref> De verspreiding van deze profetie was waarschijnlijk onderdeel van een tegen de praetoriaanse prefecten gerichte intrige. In de nu ontstane situatie moest Macrinus wel een existentiële bedreiging zien, dit omdat Caracalla alles wat zijn bewind leek te bedreigen bloedserieus nam. Om zijn arrestatie en executie te voorkomen, zag Macrinus geen andere keus dan om een moordcomplot tegen Caracalla te smeden. Hij bediende zich daarbij van een groep van drie ontevreden soldaten.<ref> Twijfels over de rol van Macrinus als organisator van de samenzwering zijn ongegrond. zie [[Frank Kolb]]: ''Literarische Beziehungen zwischen Cassius Dio, Herodian und der Historia Augusta'', Bonn 1972, blz. 133 Anm. 647.</ref> Op 8 april 217 werd de moord in [[Mesopotamië]] uitgevoerd.
 
Aangezien Caracalla geen kinderen had, stierf met hem de lijn van de stichter van de dynastie [[Septimius Severus]] uit. Dit betekende het voorlopige einde van de [[Severische dynastie]]. Het voor de oorlog tegen de Parthen verzamelde leger was trouw aan die dynastie, maar moest nu noodgedwongen een opvolger voor Caracalla kiezen. Blijkbaar slaagde Macrinus er in zijn betrokkenheid bij de moord te verhullen. Aanvankelijk vond hij echter weinig steun. De soldaten zagen veel meer in [[Marcus Oclatinius Adventus]], zijn collega praetoriaans perfect. Deze was echter al op gevorderde leeftijd en kon nauwelijks nog zien. Ook het feit dat Adventus analfabeet was, werd niet als storend gezien. Van beslissend belang was dat Adventus zich vanuit het perspectief van het leger op militair gebied had bewezen, dit terwijl Macrinus op geen enkele militaire prestatie kon bogen.<ref> {{aut|[[Herodianus]]}} 4, 12, 1-2.</ref> Het was pas nadat Adventus met een verwijzing naar zijn leeftijd de keizerlijke waardigheid had geweigerd, dat de soldaten zich na dagenlange twijfel lieten overhalen om Macrinus op 11 april tot keizer te verheffen. Deze was, zoals het hoorde, bang om zijn ambitie te tonen, en nam zijn verheffing met schijnbare tegenzin aan.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 11, 4-6; 79 (78), 14, 1-2</ref> Met zijn keizerlijke naam ''Marcus Opellius Severus Macrinus'' knoopte hij demonstratief bij de Severische traditie aan.<ref>{{aut|Gabriele Marasco}}. ''L'idéologie impériale de Macrin''. in: 'Revue des Etudes Anciennes' 98, 1996, blz. 187-195, hier: 189-191.</ref>.
 
== Verhouding met de senaat ==
Regel 55:
In principe heerste in senatoriale kringen de opvatting dat Macrinus vanwege zijn nederige, ridderlijke afkomst, niet naar de keizerlijke macht had mogen grijpen. Volgens Cassius Dio's overtuiging zou het zijn plicht zijn geweest, zijn eigen ambities opzij te zetten en zijn gezag als [[praetoriaanse prefect|praetoriaans prefect]] te gebruiken, om voor een keizersverheffing van een senator te zorgen<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 15, 3. 79 (78), 41, 2-4.</ref> Er bestond echter bereidheid om van deze als usurpatie geziene aanmatiging, weg te kijken, zolang de nieuwe heerser zich maar, zich bewust zijnde van zijn nederige afkomst, bescheiden gedroeg, en aan de verwachtingen van de senatoriale elite voldeet.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 15, 4.</ref> Het werd hem echter zeer kwalijk genomen dat zijn regering daar in de praktijk weinig rekening mee hield.<ref> Een overzichtwerk biedt {{aut|Maria Grazia Cecere Granino}}: 'Macrinus'. in: ''Dizionario di epigrafico Antichità fictie', jaargang 5, deel 6-7, Rome 1991, blz 169-198, hier: 182-183.</ref>
 
Een behoorlijke blunder beging Macrinus vanuit senatoriaal perspectief bijna onmiddellijk na de start van zijn bewind. In de brief, waarin hij de Senaat formeel op de hoogte stelde van zijn verheffing tot keizer, voerde hij de al de keizerlijke titulatuur. Hij had de bevestiging van zijn ambtsaanvaarding door de Senaat niet afgewacht. Hoewel deze bevestiging in de praktijk bijna een formaliteit was, werd dit gedrag als een minachting van een voorrecht van de Senaat gezien.<ref> {{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 16, 2-4.</ref> Als blunder werd ook gezien, dat hij optrad tegen personen, die hij ervan verdacht, zijn heerschappij vanwege zijn afkomst als onwettig te beschouwen, dit in plaats van zich om de welwillendheid van deze oppositionelen te verzekeren.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 15, 3-4.</ref>
 
Er ontstond ook felle kritiek op zijn personeelsbeleid. Daartoe hoorde de benoeming van parvenu's tot provinciale gouverneurs, hoewel deze vanuit het standpunt van de critici niet over de nodige kwalificaties beschikten. Bijzonder aanstootgevend was de benoeming van Adventus, de man die Macrinus door zijn afwijzing van zijn verheffing tot keizer aan de macht had geholpen tot [[stadsprefect]]. Dat Macrinus dit zeer belangrijke senatoriale ambt in de hoofdstad aan een ongeschoolde man met een krijgshaftig verleden toevertrouwde, een man, die tevens niet was opgenomen in de Senaat, werd door de senatoren als een serieuze provocatie gezien.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 13-15.</ref> Al snel bewees Adventus zich als zodanig [[Vaardigheid|incompetent]] dat Macrinus werd gedwongen om hem terug te roepen; Zijn opvolger werd de historicus [[Marius Maximus]].
Regel 62:
 
==Buitenlands beleid==
Macrinus was militair onervaren. Tot zijn benoeming tot praetoriaans prefect had hij een zuiver burgerlijke carrière gemaakt. Zijn gebrek aan militaire vaardigheden droeg bij tot zijn impopulariteit in het leger. Aan een voortzetting van Caracalla’s agressieoorlog tegen de Parthen was hij niet geïnteresseerd. Daarom bood hij vrede aan, waarbij hij de schuld van de oorlog aan zijn voorganger gaf. Als teken van goede wil liet hij de Parthische gevangenen vrij.<ref> {{aut|Cassius Dio}}, 79 (78) 26.2.</ref> De Parthische koning der koningen [[Artabanus IV]] beoordeelde deze mildheid echter als een teken van zwakte en stelde navenant hogere eisen: [[herstelbetalingen]] en een volledige terugtrekking van de Romeinen uit [[Mesopotamië]]. Zonder op een antwoord te wachten liet hij ook zijn leger oprukken. Toen de Parthen de strategisch belangrijke stad [[Nisibis]] naderden, werden de Romeinen gedwongen zich op te maken voor de strijd.
 
In de buurt van Nisibis botsten de twee legers in de buurt van een waterstroom op elkaar. Eerst kwam het tot een strijd om deze watervoorziening. De Romeinen verloren die strijd. Daarna begon een grote slag die drie dagen zou hebben geduurd. Uiteindelijk wisten de numeriek sterkere Parthen de overhand te krijgen. Daarna begonnen er vredesonderhandelingen die in 218 met een vredesverdrag werden afgesloten. De Romeinen moesten zich extreem hoge herstelbetalingen aan de Parthen - ongeveer 200 miljoen sestertiën - laten welgevallen.<ref> {{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 27,1</ref> Er lijkt bij dit verdrag echter geen sprake te zijn geweest van verlies van grondgebied. Deze laatste Romeinse-Parthische oorlog eindigde dus met een Romeinse nederlaag. Het was echter geen eclatante nederlaag, aangezien Macrinus zich in zijn bericht aan de Senaat blijkbaar als overwinnaar kon voorstellen, waarop de Senaat hem de overwinnaarsnaam ''Parthicus'' aanbood. Gezien het contrast tussen zijn propaganda en de realiteit, weigerde Macrinus echter deze naam aan te nemen.<ref> {{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 27,3 </ref> In de praktijk gebruikte hij de titel echter wel: op een Africaanse inscriptie wordt hij ''Parthicus maximus'' genoemd en op munten liet hij zijn vermeende "victoria Parthica'' verheerlijken.<ref> {{aut|Pierre Salama}}: ''L'Empereur Macrin Parthicus Maximus ''. in: ''Revue des Études Anciennes’’, 66, 1964, blz. 334-352. zie {{aut|Daniel Keller}}. ''Römische Münzen''. in: [[Ursula Hackl]] e.a. (red.): ''Quellen zur Geschichte des Partherreiches'', vol 2, Göttingen 2010, blz. 589-612, hier: 611.</ref>.
 
Ook met de Armeniërs, die tegen Caracalla hadden gevochten, kwam Macrinus tot een vergelijk. Bij hen regeerde op dat moment koning Tiridates II, die uit het Parthische koningsgeslacht van de [[Arsaciden]] afkomstig was. De keizer liet de door Caracalla gevangengezette moeder van Tiridates vrij en erkende zijn aanspraak op de troon door hem een kroon toe te zenden. Ook gaf hij Caracalla’s Armeense oorlogsbuit terug.<ref> {{aut|Cassius Dio}}, 79 (78) 27.4.</ref>
 
Tegenover de [[Daciërs]] toonde zich Macrinus zich eveneens vredelievend. Hij retourneerde de gijzelaars, die Caracalla van hen had ontvangen. Daarna zagen zij af van verdere vijandelijkheden.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 27,5.</ref>
Regel 72:
==Financieel en economisch beleid==
[[Bestand:Aureus Macrinus-RIC 0079.jpg|thumb|300px|Macrinus afgebeeld op een [[aureus]]. Op de achterkant staan Macrinus en zijn zoon Diadumenianus samen afgebeeld met ''Liberalitas'' (de godin van de vrijgevigheid).]]
Een primair probleem was de voortdurende dreiging van een staatsfaillissement, dit als het gevolg van de enorme toename van de kosten voor militair personeel onder de vroege Severische dynastie.<ref>{{aut|[[Thomas Pekáry]]}}: ''Studien zur römischen Währungs- und Finanzgeschichte von 161 bis 235 n. Chr.'' in: ''[[Historia (tijdschrift)|Historia]]'', 8, 1959, blz. 443-489, hier: 479-485.</ref> Keizer [[Septimius Severus]] had de soldij van de legionairs al van 1.200 tot 2.400 [[sestertie|sestertiën]] per jaar verdubbeld. Zijn zoon [[Caracalla]] had een verdere verhoging tot 3.600 sestertiën doorgevoerd. Zo was de soldij, die meer dan een eeuw lang constant was gebleven, in vijftien jaar verdrievoudigd.<ref> Zie over de verhoging van de soldij, {{aut|Robert Develin}}. ''The Army Pay Rises under Severus and Caracalla and the Question of Annona militaris'' in: ''[[Latomus (tijdschrift)|Latomus]]'' 30, 1971, blz. 687-695, hier: 687-692; {{aut|Michael Alexander Speidel}}: ''Heer und Herrschaft im Römischen Reich der hohen Kaiserzeit'', Stuttgart 2009, blz. 350, 415.</ref>
 
Volgens een door Cassius Dio overgeleverde schatting van Macrinus veroorzaakte de verhoging van de soldij door Caracalla alleen al een extra jaarlijkse kostenpost van 280 miljoen sestertiën, dat wil zeggen 70 miljoen [[denarius|denarii]].<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 36, 3 </ref> Daarnaast had Caracalla de troepen verwend door regelmatige extra eenmalige betalingenn ([[donativum]]) uit te betalen. De legionairs waren dit als een gewoonterecht gaan beschouwd. Als een verdere zware last op de begroting drukten verder de kosten van Macrinus' vredesverdrag met de Parthen. Deze kosten bedroegen rond de 200 miljoen [[sestertie|sestertiën]].<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78) 27, 1</ref>
 
De toename van de militaire personeelskosten was vanuit oogpunt van de [[overheidsfinanciën|staatsfinanciën]] desastreus. De voorkeursbehandeling van de militairen ging echter ten koste van het economisch productieve deel van de bevolking en de [[monetaire stabiliteit]]. Ook veroorzaakte het bij de verwende soldaten exorbitante verwachtingen. De kloof tussen deze verwachtingen en de noodzakelijke spaardrang creëerde een gevaarlijke situatie voor de keizer. Deze was zich echter bewust van de explosiviteit van de situatie. In een brief aan de stadsprefect van Rome beklaagde hij zich over zijn dilemma: Hij merkte op dat de financiële toestand het niet toestond om de huidige soldij op hetzelfde niveau te houden, zeker niet als i aanvulling daarop er nog regelmatig donatieven bijkwamen, aan de andere kant was een vermindering van de soldij niet afdwingbaar.<ref> {{aut|Cassius Dio}} 79 (78) 36, 2-3.</ref> Gezien dit dilemma zag hij zich gedwongen tot een voorzichtige aanpak. In plaats van naar belastingverhogingen te grijpen of willekeurige [[confiscatie]]s te bevelen, verkocht hij keizerlijk bezit en deed hij een poging om tot kostenbesparingen te komen.<ref> {{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 12, 5-7.</ref> Voor soldaten die reeds in dienst waren, bleef de soldij gelijk aan 3.600 sesertiën, dit om geen rebellie uit te lokken, voor nieuwe rekruten verminderde hij de soldij echter tot 2.400 sestertiën. Hij hoopte dat de veteranen rustig zouden blijven, omdat zij geen financieel verlies leden en dat de makkelijker te controleren nieuwe rekruten geen oproer zouden begonnen.<ref> {{aut|Cassius Dio}}, 79 (78), 28, 2-4.</ref> Net zoals de nieuwe rekruten moesten de leden [[Praetoriaanse Garde]] wel genoegen nemen met een verlaging van hun soldij met 1.200 sestertiën (33,3%), terug naar het niveau dat ook werd betaald in de tijd van [[Septimius Severus]]. <ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78) 12, 7</ref> Er deed zich echter een door Macrinus niet voorziene ontwikkeling voor. In het door Caracalla voor de veldtocht tegen de Parthen in [[Syria|Syrië]] leger bleken de oudgedienden solidair met de nieuwe rekruten, die hun slechtere betaling niet zomaar wilden accepteren. De oudgediende legionairs vreesden dat zij slechts tijdelijk van deze bezuinigingsmaatregel gespaard bleven en dat hen vroeger of later dezelfde soldijverlaging te wachten stond.<ref>{{aut|Cassisu Dio}}, 79 (78) 29; 79 (78), 36, 1.</ref> Om die reden stiet Macrinus' gedeeltelijke vermindering van de soldij op onverwachte massale weerstand; in zijn brief aan de stadsprefect moest hij de mislukking van zijn loonpolitiek erkennen.<ref>{{aut|Cassius Dio}}, 79 (78) 36. 1</ref> In de laatste fase van zijn regering bevond de keizer zich financieel in een uitzichtloze situatie.
 
Blijkbaar probeerde Macrinus een [[Deflatie (economie)|deflationaire]] politiek te bedrijven, aangezien hij de hoeveelheid edelmetaal in de gouden munt de [[aureus]], die Caracalla met zijn [[muntontwaarding]] had verlaagd tot 1/50 pond, weer tot 1/45 pond verhoogde.<ref> {{aut|Robert Turcan}} (red.) ''Histoire Auguste'', vol. 3 deel 1: ''Vies de Macrin, Diaduménien, Héliogabale'', Parijs 1993, blz. 13-14 en toelichting 25 (met een verwijzing naar oudere literatuur).</ref> Hij verlaagde de door Caracalla verhoogde belastingdruk, dit door de bepalingen van zijn voorganger ten aanzien van de erfenis en vrijlatingsbelastingen te schrappen. Caracalla had deze belastingen van 5% tot 10% verdubbeld.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 78 (77), 9, 4 en 79 (78), 12. 2.</ref>
 
==Val==
Regel 84:
 
==Na zijn dood==
Na zijn dood liet Elagabalus de senaat een ''[[damnatio memoriae]]'' over Macrinus uitspreken. Dit betekende dat zijn afbeeldingen werden vernietigd en dat zijn naam op stenen en metalen inscripties en op [[papyrus|papyri]] werd weggekrast. Dit vernietigingswerk werd grondig uitgevoerd; zelfs op [[graveren|gegraveerde]] [[sieraad|sieraden]] werd Macrinus' naam uitgewist, iets wat anders in dergelijke gevallen ongebruikelijk was.<ref>zie daarover {{aut|Eric R. Varner}}: ''Mutilation and Transformation. Damnatio Memoriae and Roman Imperial Portraiture'', Leiden 2004, blz. 185-187.</ref> In Egypte ging men bijzonder consequent te werk. Daar werd de herinnering aan Macrinus niet alleen vernietigd door zijn naam uit te wissen, maar werd Elagabalus als directe opvolger van Caracalla voorgesteld.<ref> zie daarover {{aut|Edmond Van 't Dack}}: ''Encore la damnatio memoriae de Macrin''. In: {{aut|Gerhard Wirth}} (red): ''Romanitas - Christianitas'', Berlijn 1982, blz. 324-334; {{aut|Pieter J. Sijpesteijn}}: ''Macrinus' damnatio memoriae und die Papyri'' in: "[[Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik]]'', 1974, blz. 219-227</ref>.
 
De oordelen van contemporaine historici vielen in het algemeen negatief uit. Cassius Dio nam het Macrinus kwalijk dat hij het had gewaagd om naar de keizerlijke waardigheid te grijpen, ook al was hij geen lid van de [[Senaat (Rome)|Senaat]]. Als standsbewuste senator zag Cassius Dio in deze "parvenu" uit de ridderstand een [[usurpator]], wiens smadelijke einde een rechtvaardige straf was voor diens verwerpelijke aanmatiging.<ref>{{aut|Cassius Dio}} 79 (78), 41, 2-4.</ref> Hij hield hem voor een fatsoenlijk man met beperkte vaardigheden, die niet opgewassen was tegen de uitdagingen die zijn belangrijke ambten hem stelden en die als keizer een fatale arrogantie aan de dag had gelegd. Bovendien zou hij een lafaard zijn geweest, had hij een misplaatste voorliefde voor luxe en kon hij zich geen respect verschaffen.<ref>{{aut|Cassius Dio}]} 79 (78), 11, 1-3; 79 (78), 15, 3-4; 79 (78), 20, 3-4; 79 (78), 27, 1; 79 (78), 37, 4; 79 (78) 38, 2. zie {{aut|Asko Timonen}}: ''Cruelty and Death. Roman Historians’ Scenes of Imperial Violence from Commodus to Philippus Arabs'', Turku 2000, blz. 124-126, 206-208 </ref> Ook zijn tijdgenoot Herodianus maakte melding van Macrinus' luxueuze leven, dat hij veroordeelde.<ref>{{aut|Herodianus}} 4, 12, 2; 5, 2, 4-6; 5, 3, 1.</ref> Hij beoordeelde de keizer iets gunstiger dan Cassius Dio en prees zijn harde optreden tegen Caracalla's informanten en de rechtszekerheid, die daardoor weer was ontstaan, <ref>{[{aut|Herodianus}}, 5,2,2.</ref> Hij bekritiseerde echter de nalatigheid en besluiteloosheid van Macrinus, die zich als voor hem fataal had bewezen.<ref>{{aut|Herodianus}} 5, 2, 3-5; 5, 4, 2; 5, 4, 12. zie {{aut|Asko Timonen}}: ''Cruelty and Death. Roman Historians’ Scenes of Imperial Violence from Commodus to Philippus Arabs'', Turku 2000, blz. 126-127.</ref>
 
De onbekende auteur van de vita (levensbeschrijving) van Macrinus in de [[Late Oudheid|Laat antieke]] ''[[Historia Augusta]]'' nam de negatieve oordelen van de tijdgenoten van de keizer over. Het verhaal werd zelfs nog aangedikt met verschillende fictieve gegevens. De vita van Macrinus wordt in termen van bronwaarde wel beschouwd als een van de slechtste keizersbiografieën in de ''Historia Augusta''.<ref>{{aut|Robert Turcan}} (uitgever): ''Histoire Auguste, Band 3, deel 1: ''Vies de Macrin, Diaduménien, Héliogabale'', Parijs 1993, blz. 3-13.</ref> Er wordt beweerd dat Macrinus zowel wat betreft gedrag als uiterlijk weerzinwekkend zou zijn geweest: een meedogenloze, arrogante, zich aan luxe overgevende en door zijn wreedheid, berucht mens.<ref>''Historia Augusta'', Macrinus 2, 1; 4, 1; 5, 5; 5, 8-9; 8, 4; 12, 1-10; 13, 3-4; 14.1. Zie {{aut|
Asko Timonen}}.''Cruelty and Death. Roman Historians’ Scenes of Imperial Violence from Commodus to Philippus Arabs'', Turku 2000, blz. 127-131.</ref> Onder verwijzing naar een vermeende uitspraak van [[Aurelius Victor]], vermeldt de ''Historia Augusta'' dat Macrinus oorspronkelijk een keizerlijke slaaf was geweest, die als mannelijke prostituée had gewerkt. Keizer Septimius Severus had de voor niks deugende slaaf echter naar Noord-Afrika gestuurd. De geloofwaardigheid van deze informatie is zeer onzeker. Volgens een andere overlevering was Macrinus [[gladiator]] en jager geweest.<ref> ''Historia Augusta'', Macrinus 4, 1-6.</ref> Daarnaast bevat de ''Historia Augusta'' informatie over de vrouw van Macrinus, die Nonia Celsa zou hebben geheten, en die vanwege haar vermeende immoraliteit belachelijk wordt gemaakt. Al deze informatie - ook de naam - is waarschijnlijk uit de lucht gegrepen.<ref>{{aut|Elisabeth Wallinger}}: ''Die Frauen in der Historia Augusta'', Wenen 1990, blz. 117–119.</ref>
 
Ten tijde van het [[renaissance-humanisme]] vertrouwde men de weergave in de ''Historia Augusta'' nog. Zo beschreef de 14e eeuw auteur [[Benvenuto da Imola]] keizer Macrinus als een wrede, bloeddorstige, met alle ondeugden behepte, voormalige slaaf.<ref>{{aut|Benvenuto da Imola}}: ''Liber Augustalis''. In: ''Francisci Petrarchae (...) opera quae extant omnia'', volume 1, Bazel 1554, blz. 575-590, hier: blz. 578</ref>.
 
Het moderne wetenschappelijk onderzoek heeft het overgeleverde beeld van Macrinus kritisch beschouwd en is tot een evenwichtiger beeld gekomen. [[Alfred von Domaszewski]] meende in 1909 dat Macrinus een "redelijk man" met lovenswaardige bedoelingen was geweest, maar als militair leider ongeschikt en "op geen enkele wijze" tegen zijn taak opgewassen.<ref> {{aut|Alfred von Domaszewski}}: ''Geschichte der römischen Kaiser'', deel 2, Leipzig 1909, blz. 270-271.</ref> Op soortgelijke wijze oordeelde Hans-Georg Pflaum in 1960.<ref> {{aut|Hans-Georg Pflaum}}: ''Les carrières procuratoriennes équestres sous le Haut-Empire romain'', deel 2, Parijs 1960, blz. 672 </ref> Alfred Heuss was in 1960 van mening dat Macrinus "op zich een deugdzaam mens" was geweest.<ref> {{aut|Alfred Heuss}}: ''Römische Geschichte'', Braunschweig 1960, blz. 351</ref> Hermann Bengtson stelde in 1973 vast dat Macrinus "zonder twijfel de beste bedoelingen had" <ref>{{aut|Hermann Bengtson}}: ''Römische Geschichte'', München 1973, blz. 327</ref> In 1988 wordt Macrinus door Karl Christian beschreven als "dat wat men een rechtschapen mens noemt".<ref>{{aut|Karl Christian}}: ''Geschichte der römischen Kaiserzeit'', München 1988 (6e editie München 2009), blz. 625.</ref>
 
==Voetnoten==
Regel 105:
* {{aut|Michael L. Meckler}}, [http://www.roman-emperors.org/macrinus.htm art. Macrinus and Diadumenianius (217-218 A.D.), in ''DIR'' (1997).]
* [http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/Historia_Augusta/Macrinus*.html Biografie uit de ''Historia Augusta''] (engels) op [[LacusCurtius]]
 
{{Commons|Macrinus}}
 
[[Categorie:Romeins keizer]]
Regel 111 ⟶ 113:
[[Categorie:Severische dynastie]]
[[Categorie:Romeinse munt]]
 
{{Commons|Macrinus}}