Late oudheid: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k red.; iets als een "geschenk schenken" klonk niet. Westen is altijd met hoofdletter in betekenis "westerse wereld"
Robbot (overleg | bijdragen)
k Robotgeholpen doorverwijzing: Proclus - Koppeling(en) gewijzigd naar Proclus (filosoof)
Regel 201:
De christelijke filosofie bracht met ''[[Over de vertroosting der wijsbegeerte]]'' van [[Boëthius]] en de geschriften van de kerkvader [[Augustinus van Hippo|Augustinus]] werken van wereldliterair belang voort. De literatuur stelde zich veelvoudig tot doel, de klassieke Romeinse teksten door gelijkwaardige christelijke tegenhangers te vervangen. ([[Aurelius Clemens Prudentius|Prudentius]]) schiep echter ook nieuwe vormen (zoals de [[Hymnen van Ambrosius]] en de werken van [[Arator]]). Als tegenzet probeerden vertegenwoordigers van de „oude“ opleiding, deze in filologische werken te bewaren en te verzamelen. Daarbij hoorden [[Quintus Aurelius Symmachus]] en de ''Symmachuskring'', waartoe onder anderen [[Virius Nicomachus Flavianus]] en [[Vettius Agorius Praetextatus]] hoorden, maar ook [[Aelius Donatus|Donatus]], [[Maurus Servius Honoratius|Servius]] en [[Ambrosius Theodosius Macrobius|Macrobius]] kunnen hiertoe worden gerekend. De Noord-Afrikaan [[Martianus Capella]] ondernam na 470 een laatste poging de heidens-Romeinse kennis in een grote [[Allegorie (letterkunde)|Godenallegorie]] samen te vatten. Samengevat kan het langzame verlies van de antieke filosofie onder andere zeker ook verklaard worden door de absolute waarheidsaanspraken van het christendom, dat ten slotte geen ruimte meer liet voor alternatieve opvattingen.
 
De belangrijkste [[Grieks]]e [[historicus]] van de late oudheid was zonder twijfel [[Procopius van Caesarea]]. In het Oost-Romeinse Rijk bloeide de [[antieke geschiedschrijving]] nog tot in de vroege 7e eeuw ([[Theophylactus Simocatta]]), voor ze ten slotte in het kielzog van de neergang van de antieke cultuur, als gevolg van de oorlogen van Constantinopel tegen de Arabieren, verdween. In het oosten van het rijk zijn daarnaast in het bijzonder de redenaars [[Libanios]] en [[Themistios]] naar voren te halen, terwijl hier op het gebied van het [[neoplatonisme]] door de gehele 6e eeuw heen een groot aantal filosofische werken ontstonden. Naast [[Plotinus]] (die wat tijd betreft niet tot de late oudheid gerekend mag worden) kan aan [[Porphyrius]], [[Proclus (filosoof)|Proclus]], [[Iamblichus (filosoof)|Iamblichus van Chalcis]], [[Isidorus van Alexandrië|Isidorus]] en [[Damascius]] worden gedacht. Het grote Aristotelescommentaar van [[Simplicius van Cilicië|Simplicius]] (ongeveer 550) geldt als de laatste belangrijke prestatie van de antieke filosofie. Na de sluiting van de ''[[Akademeia]]'' door [[Justinianus I]], in het jaar 529, ging ook de heidense filosofie langzaam haar einde tegemoet. In [[Harran (stad)|Harran]] hield nog gedurende langere tijd een heidens-filosofische school stand. Onder Justinianus was het ook nog in kleinere steden mogelijk, een degelijke retorisch en literaire opleiding te volgen. Het opleidingsideaal was sterk conservatief beïnvloed in de late oudheid.
 
[[Bestand:Diptych Barberini Louvre OA3850.JPG|thumb|Zogenaamde ''[[Barberini]]-Diptychon'' met de afbeelding van óf Anastasius I of (waarschijnlijker) [[Justinianus I]] als ''triumphator omnium gentium'']]