Karolingische renaissance: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 38:
De verworvenheden van de Karolingische renaissance en de rol van Karel de Grote daarin werden reeds door geleerden aan het hof van Karel de Grote geroemd. Zoals door [[Alcuinus|Alcuin]], die in zijn brieven niet naliet Karels culturele en spirituele rol te benadrukken.<ref> Zie vooral tijdens de voorbereidingen voor de kroning : Epistola 174 in ''MGH'', ''Epistolae'', t.IV , ''Epistolae Karoli Aevi II'', blz. 287-289, te raadplegen op [http://mdz10.bib-bvb.de/~db/bsb00000538/images/index.html?seite=287 dmgh.de]</ref> Maar ook door [[Heiric van Auxerre]] die in hem degene zag "die het uitdovend vuur weer deed ontvlammen"<ref>{{aut|Riché}}, 1983, blz. 354, (primaire bron welkom).</ref> en door [[Lupus van Ferrières| Lupus van Ferrières]] voor wie Karel de Grote degene is "die de geleerden bekend moeten maken, teneinde hem voor eeuwig in herinnering te houden".<ref> Brief 1 (aan [[Einhard]]), in ''[http://www.documentacatholicaomnia.eu/02m/0810-0861,_Servatus_Lupus_Ferrariensis_Abbas,_Epistolae,_MLT.pdf Epistolae]'', ''[[Patrologia Latina]]'', 119, col. 429 : ''(…) per famosissimum imperatorem Carolum, cui litterae eo usque deferre debent ut aeternam ei parent memoriam, (…)''</ref> [[Walahfrid Strabo]] ziet in Karel de Grote een waar ideaal :
 
{{cquote|VanMeer alledan andere koningen beijverde Karel zich het meest om geleerden te vinden enom henze middelenin staat te verschaffen omstellen op hun gemak te filosoferen, waten hen in staat steldezodoende de uitstraling van de gehele wetenschap, die in deze barbaarse wereld deels onbekend was, te waarborgen, en zo vanom het gehele koninkrijk, dat hij van God had ontvangen, en dat nog steedsimmer in mist was gehuld, ja bijna blind was, tot een verlicht land te maken, waar het goddelijk licht tot de ogen doordrongzou doordringen. <ref>Geciteerd door Riché (1983), blz. 354-355, primaire bron welkom.</ref>}}
 
De rol van Karel de Grote en de Karolingers werd dus duidelijk erkend en gewenst, zoals ook blijkt uit de verklaring van [[Savonnières]] in 859. De vorsten van de 9e eeuw zijn eveneens het object van lofprijzingen, vooral [[Karel de Kale]], bijvoorbeeld in de geschriften van [[Heiric van Auxerre]].