François-Joseph Taintenier: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 7:
Met [[Goswin de Fierlant]] zette Taintenier de eerste voorzichtige stappen in de decriminalisering van het pauperisme.<ref>{{aut|T. Quintens}}, ''De humanisering van het strafrecht op het einde van de achttiende eeuw. Een toetsing aan de rechtspraktijk in Gent'', Gent, Universiteit Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 2011, blz. 53</ref> Als [[fysiocraat]] benaderde hij de armoedeproblematiek vanuit een economische analyse. In [[rasphuis|correctiehuizen]] zag hij dure instellingen die broeinesten waren van immoraliteit en bedrijven oneerlijke concurrentie aandeden. Volgens hem waren ze enkel geschikt voor misdadigers en onverbeterbare bedelaars. De eerste prioriteit moest niet zijn om behoeftigen op te sluiten, maar om hen te begeleiden in hun thuissituatie met het oog op integratie in de reguliere [[arbeidsmarkt]]. Men moest hen het bedelen verbieden in ruil voor een uitkering (minimale en selectieve bijstand). Wie in staat was tot werken moest een beroepsopleiding krijgen. Omdat hij inzag dat de versnipperde parochiale armentafels niet in staat zouden zijn in dit alles te voorzien, pleitte hij voor gecentraliseerde armenkamers. Daarin moesten alle middelen uit private [[liefdadigheid]] worden verzameld, eventueel aangevuld met een armentaks. Ook een nauwkeurige registratie was onderdeel van zijn plan.
 
Inspiratie putte Taintenier uit het systeem van de ''Aumône générale'' dat was ingevoerd in het Zwitserse [[Yverdon]] (1760) en beschreven in diverse artikelen van de Zwitserse ''Encyclopédie œconomique'' (1770).<ref>''Encyclopédie œconomique, ou Système général d'économie rustique, domestique et politique'', 16 delen, 1770-71</ref> Zijn ideeën werd opgepikt door [[François-Xavier de Feller]], lid van de recent ontbonden [[jezuïet]]enorde. Ze kregen een positieve bespreking in Fellers Luxemburgse blad ''[[Journal politique et littéraire]]''. Taintenier zette zijn visie ook zelf uiteen in geschrift, maar kreeg het &ndash; ondanks de dedicatie aan landvoogd [[Karel van Lotharingen]] &ndash; niet gepubliceerd. Zijn ''Traité de la Mendicité'' verscheen dan maar anoniem en in onregelmatige omstandigheden. In 1775 volgde hij het op met een ''Supplément''.
 
Zijn [[traktaat|traktaten]] bleven niet zonder impact op het beleid. Vanaf 1772 was Taintenier in Ath gaan experimenteren, wat geresulteerd had in de oprichting van een ''Aumônerie générale''. De publicatie van zijn ''Traité'' had grote invloed op de [[Gent]]se burgemeester [[Jean Jacques Philippe Vilain XIIII|Vilain XIIII]], die in het licht ervan zijn eigen werk herschreef (1775). Kort voordien was Taintenier uitgenodigd in [[Kortrijk]] en had hij er met priester [[Jozef van Dale]] en schepen D. Vercruysse de basis gelegd voor een stedelijk onderstandsbureau (1774).<ref>''Stigting van eene Arm-Kamer binnen Cortryck, voor stad en schependom, goed-gekeurd den IX. december 1774'', Kortrijk, s.d.</ref> Vlak voor zijn dood kon hij ook in [[Brugge]] een gelijkaardige aanpak in gang zetten (creatie van de ''Jointe'', 1776). Andere steden waar zijn voorstellen concrete navolging kregen, waren [[Doornik]] (1777), Gent (1777), [[Antwerpen]] (''Nieuwe Bestiering van de Algemeynen Armen binnen de Stad Antwerpen'', 1779), [[Verviers]] (1782) en [[Lier]] (1787).<ref>{{aut|C. Lis}} en {{aut|H. Soly}}, [https://www.marxists.org/nederlands/lis_soly/1980/armoede/5.htm Armoede in de nieuwe tijden (tot omstreeks 1850)], in: ''De armoede in onze gewesten van de middeleeuwen tot nu'', Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1991, blz. 174</ref>