Dode hand (belasting): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Jean-Pierre Remy (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Haagschebluf (overleg | bijdragen)
externe link naar ref 2
Regel 3:
Dit type van belasting had zijn oorsprong in het leenstelsel. Het was in principe aan de leenman niet toegestaan om het domein dat hij in leen had over te dragen op zijn erfgenamen. Die erfgenamen hadden daarvoor de toestemming van de leenheer nodig en normaal stond daar de betaling van een erfrecht tegenover.
 
Vanaf de twaalfde eeuw werd deze belasting versoepeld<ref>[http://www.toerismevlaanderen.be/sites/toerismevlaanderen.be/files/assets/documents_VORMING/Algemene%20en%20politieke%20geschiedenis.pdf Jos van Dooren, Algemene en politieke geschiedenis, Toerisme Vlaanderen, p.16.]</ref> en werd er een roerend goed door de heer gekozen. Het systeem van de dode hand werd toen vervangen door het recht op het beste katteel.<ref>Dirk Heirbaut, Privaatrechtsgeschiedenis van de Romeinen tot heden, Academia Press, Gent - 2005, p. 182.</ref> Uiteindelijk evolueerde de ''dode hand'' tot een soort successierecht, de sterfkeur, dat door de heer geheven werd.
 
De heren verleenden soms een speciaal statuut aan bepaalde horigen waarbij onder meer het recht op de ''dode hand'' werd afgestaan, een bekend voorbeeld hiervan zijn de [[meisenier]]s in [[Hertogdom Brabant|Brabant]]. Ook de poorters in de opkomende steden werden stilaan vrijgesteld van het recht van de dode hand. Een voorbeeld hiervan is het charter dat [[Godfried III van Leuven|Godfried III]] in 1168 aan de stad Tienen verleende waarin dit vastgelegd werd.
 
{{Appendix|2=
Referenties
;referenties
{{References}}
}}