Schacht (mijnbouw): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Verb.
Aanv.
Regel 18:
Bij een vervoerschacht bevindt zich boven de schacht het schachtgebouw met een losvloer en de schachttoren of [[schachtbok]]. Hierin zijn de schachtwielen aangebracht waarover de kabels naar de liftkooien lopen. De kooien worden door de schacht op en neer bewogen door een ophaalmachine. Deze bevindt zich nabij de schacht op de begane grond in een apart gebouw, of boven in de schachttoren in een afzonderlijke ruimte. De ophaalmachine drijft een trommel, of een [[Koepesysteem|Koepeschijf]] aan, waarover de liftkabel loopt. De ophaalmachine wordt bediend door een machinist, door middel van belsignalen wordt hem duidelijk gemaakt hoe, en wanneer de liftkooien in beweging moeten komen. Zowel bovengronds op de losvloer als ondergronds op de laadplaatsen, worden de seinen voor de kooien bediend door een seingever.
 
Het overgrote deel van producten en materiaal wordt in mijnwagens geladen en in de liftkooi naar onderen of naar de oppervlakte vervoerd. Bij de ondergrondse laadplaats wordt de kooi met gevulde kolenwagens beladen. Op de losvloer worden deze van de kooi verwijderd en worden hiervoor lege wagens in de plaats gezet. De schachtcapaciteit is sterk afhankelijk van de snelheid waarmee de liftkooien zich door de schacht bewegen. Tijdens het kolenvervoer kunnen de kooien een snelheid bereiken van 16 tot wel 20 meter per seconde (72 km per uur). Personenvervoer wordt uitgevoerd met een aanzienlijk lagere snelheid van maximaal 12 meter per seconde (ruim 43 km per uur). De kooi wordt hierbij aan de voor- en achterzijde door middel van schuif- of draaibare deuren afgesloten. Na afloop van het personenvervoer worden de deuren telkens verwijderd, kolenvervoer wordt uitgevoerd zonder afsluiting van de kooien.
 
De toegepaste liftkooien bij de meeste Limburgse mijnen bestonden uit vier verdiepingen waarbij elke verdieping plaats bood voor twee wagens achter elkaar, of twee wagens naast elkaar. In elk dezer kooien kunnen dus acht wagens worden geplaatst. De vloeren tussen de verdiepingen van een kooi zijn scharnierend geconstrueerd. Dit komt van pas bij het vervoer van lang materiaal. Indien nodig worden één of meer vloeren in de hoogte gezet en kan het materiaal rechtop in de kooi worden geplaatst. Om te voorkomen dat bij kabelbreuk de kooien in de diepte storten, zijn deze van automatisch werkende vanginrichtingen voorzien. Deze treden in werking zodra de kabel breekt of slap gaat hangen. In de regel worden vanginrichtingen toegepast, die bij kabelbreuk in de leibomen grijpen waardoor deze onmiddellijk een krachtige remmende werking uitoefenen en met vermijding van een al te grote schok de kooien tot stilstand brengen.
Regel 30:
 
=== Luchtverversing ===
De schachten spelen een belangrijke rol bij de luchtverversing van een mijn, het zijn immers de enige toegangwegen die beschikbaar zijn voor het ventileren van de ondergrondse werken. Behalve voor de aanvoer van voldoende zuurstof voor de mijnwerkers, is een ongestoorde luchtverversing noodzakelijk voor de verdunning en afvoer van schadelijke en/of gevaarlijke gassen zoals [[Koolstofdioxide|koolzuurgas]] en [[methaan]]. Ook zal door een goede ventilatie de temperatuur van het gesteente worden verlaagd, zodat een draaglijk werkklimaat ontstaat. Om een ononderbroken luchtstroom mogelijk te maken, moeten opbij elke mijn minstens twee schachten worden gedolven, die met de oppervlakte in verbinding staan,: namelijk één waardoor de verse lucht de mijn binnenstroomt, en een tweede, waardoor de gebruikte lucht de mijn verlaat. MenDeze schachten, die uit veiligheidsoverwegingen op zijn minst 30 meter uit elkaar liggen, noemt zemen respectievelijk intrekkende- en uittrekkende schacht.
 
De luchtstroom wordt teweeggebracht door een hoofdventilator, die bovengronds nabij de schacht is opgesteld. Deze kan blazend of zuigend werken. In het eerste geval staat deze in verbinding met de intrekkende, en in het tweede geval met de uittrekkende schacht. Doorgaans wordt de voorkeur gegeven aan zuigende ventilatie. Doordat de hoofdventilator de gebruikte lucht uit de mijn zuigt, ontstaat er onderdruk met het gevolg dat de verse lucht door de intrekkende schacht wordt aangezogen.