Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k red./lf
Regel 54:
 
==Het einde van de gouverneurs-generaal==
Het algemeen bestuur over Nederlands-Indië werd na 1942 uitgeoefend door H.J. van Mook, eerst als minister van Koloniën, later als luitenant gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Hij werd aanvankelijk in zijn taak bijgestaan door de Raad van Bijstand voor Nederlandsch-Indische Zaken, waarin N.S. Blom, D. Crena de Iongh, Raden Loekman Djajadiningrat, J. Eggens en J.E. van Hoogstraten zetelden. Ook Raden Soejono is, zij het korte tijd, lid van de Raad geweest. De Raad zetelde in Londen, maar verloor zijn betekenis naarmate haarde leden meer en meer verspreid raakten over Australië en Amerika. Alleen Prof. Eggens bleef tenslotteten slotte in Londen achter.
 
In Australië was het beheer over de Indische aangelegenheden door luitenant gouverneur-generaal Van Mook vanaf april 1942 toevertrouwd aan de Nederlandsch-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland en vormde daar een soort romp-regering met als bevoegdheden alle taken behalve militaire en buitenlandse aangelegenheden. De werkelijke gouverneur-generaal, [[Alidius Warmoldus Lambertus Tjarda van Starkenborgh Stachouwer|Tjarda van Starkenborgh Stachouwer]] was door de Japanners geïnterneerd. De Commissie stond onder leiding van Ch. O. van der Plas en bestond verder uit J.E. van Hoogstraten, raden Loekman Djajadiningrat en R.E. Smits. Zijn zetel was in Melbourne, waar het hoofdkwartier van de Geallieerde opperbevelhebber in Azië, de Amerikaanse generaal [[Douglas MacArthur]] zich toen bevond.
Regel 78:
Op 4 oktober 1948 heeft luitenant gouverneur-generaal Van Mook zijn ontslag ingediend. Hij werd opgevolgd door L.J.M. [[Louis Beel|Beel]] die de historisch niet belaste titel van een "[[Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon]]" droeg. Deze titel liep vooruit op de ontwikkeling naar een Nederlands-Indonesische Unie. Van een machtige gouverneur-generaal kon geen sprake meer zijn.
 
Tot een uitvoering van het "Besluit Bewindvoering in Indonesië in Overgangstijd" is het nooit gekomen, omdat geen overeenstemming met de republiek gevonden kon worden over de inpassing van de gebieden buiten Java in het federale bestel. Dit conflict zou de directe aanleiding vormen voor de [[Tweede Politionele Actie]], die in december 1948 werd ingezet. Na tussenkomst van de [[Veiligheidsraad]] werden in maart 1949 onder auspiciën van de [[United Nations Commission for Indonesia]] (UNCI) in Batavia besprekingen gehouden tussen Nederland en de republiek, die op 7 mei tot het Van Roijen-Roem Akkoord leidden en gevolgd werd door een gemeenschappelijk memorandum over het tijdstip en de voorwaarden van een te houden [[rondetafelconferentie]]. Hoge Vertegenwoordiger Beel, die zich niet met dit beleid kon verenigen, diende op 9 mei 1949 zijn ontslag in en werd opgevolgd door A.H.J. Lovink.
 
Na de terugkeer van de republikeinse regering in Djokjakarta en het staken van de vijandigheden kon de Ronde Tafel Conferentie op 23 augustus 1949 worden geopend. Begin augustus werd in Djokjakarta en in Batavia nog de [[Inter-Indonesische Conferentie]] tussen republikeinen en federalisten gehouden ter bespreking van de interne staatkundige structuur en de te volgen procedures bij de [[Rondetafelconferentie]]. De Rondetafelconferentie, die op 2 november 1949 beëindigd werd, resulteerde in het charter van soevereiniteitsoverdracht en het Uniestatuut, waarin de Nederlands-Indonesische Unie geregeld werd. De Nederlandse koningin Juliana werd het hoofd van deze Unie. In een aantal bijbehorende overeenkomsten werd de overdracht van de diverse landsbelangen geregeld. De formele overdracht van de soevereiniteit vond op 27 december 1949 in het [[Paleis op de Dam]] in Amsterdam plaats.
 
== Zie ook ==