Prehistorie van de Lage Landen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
verplaatst
Regel 31:
De [[Subneolithicum|subneolithische]] [[Swifterbantcultuur]] van jager-verzamelaars wordt gesitueerd in het gebied tussen de [[Schelde (rivier)|Schelde]] en de [[Elbe (rivier)|Elbe]] in een tijdspanne van 5000-3400 v. Chr.
 
Op de hoger gelegen vruchtbare lössgronden van onder andere het Zuid-Limburgse [[Haspengouw]] heeft zich rond 4500 v.Chr. de [[Bandkeramische cultuur]] (ook ''[[Omalien]]'') gevestigd. Deze meest noordwestelijke tak van cultuur gold de eersten die als [[landbouw]]ers in de Lage Landen de Neolithische manier van leven aanbrachten, al kenden zij nog geen ploeg. In typische met banden versierde potten bewaarde men voedsel en zaaigranen. Er waren contacten met leden van de aan de [[Hoguettecardiaal-impressocultuur]] enverwandte [[Limburg (Nederland)|LimburgHoguette-groep]]cultuur, waarvan echter weinig is teruggevonden. Wel onderhielden al deze gemeenschappen onderlinge contacten, zoals blijkt uit de vondsten van gepolijste stenen bijlen, waarvan het materiaal van vreemde origine was. Ze onderhielden eveneens contacten met Mesolithische groepen in het noorden, vooral langs de Maas. Na zo'n 700 jaar is deze cultuur om nog onbekende redenen uitgestorven.
[[Bestand:Tulpenbecher-Michelsberg.jpg|miniatuur|Tulpbeker van de [[Michelsbergcultuur]]]]
Boven de rivieren bleef het nog een cultuur van jager-verzamelaars, die zich tot de [[Swifterbantcultuur]] had ontwikkeld en rond 4800-4500 v.Chr. geleidelijk overschakelde op veeteelt. Naar uit onderzoek<ref>{{aut|de Roever,J.P.}}, (2004): ''Swifterbant-aardewerk : een analyse van de neolithische nederzettingen bij Swifterbant, 5e millennium voor Christus'', Groningen. [http://irs.ub.rug.nl/ppn/263303640 Online]</ref> blijkt hebben deze twee culturen een duizendtal jaren naast elkaar bestaan, waarbij de bewoners van de uitgestrekte moerassen in de [[Rijndelta]] langzamerhand sommige gewoonten van de landbouwers in het zuiden zijn gaan overnemen. In toenemende mate treft men er tussen resten van wild ook resten van gedomesticeerde dieren aan, waarbij een duidelijke progressie valt waar te nemen.
 
Rond 4250 tot 3500 v. Chr. ontwikkelde zich in het zuidwesten van Duitsland, het zuiden van Nederland en het oosten van België de [[Michelsbergcultuur]]. Deze cultuur is verantwoordelijk voor enkele van de oudste soorten [[aardewerk]] in Europa. Schaarse archeologische vondsten wijzen op een gemengde landbouwcultuur. De typische keramiek is de tulpvormige beker. Maar hun belangrijkste erflating zijn de diepe vuursteenmijnen van [[Spiennes]] in Henegouwen en die van [[Rijckholt]] in Nederlands Limburg.
 
Relicten uit omstreeks 4000 v.Chr. die in de Nederlandse delta bij [[Swifterbant]] in Flevoland en in het Zuid-Hollandse [[HazendonkbornHazendonk]] en [[BergschehoekbornBergschenhoek]] zijn teruggevonden duiden op contacten van de Michelsbergcultuur met laat-Mesolithische jagers-verzamelaars benoorden de lösszone. Uit deze contacten vloeiden semi-landbouwgemeenschappen voort die zich daar plaatselijk vestigden.
 
Onder andere in de [[Kempen (streek)|Kempen]], de [[Leemstreek]] en de [[Maas|Maasvallei]] verbouwde men in het Midden-Neolithicum [[eenkoorn]] en [[emmertarwe]] op de kleine akkers rond het huis. Voor het zware werk werden [[rund|trekossen]] gebruikt. De veestapel bestond uit [[rund]]eren, [[Schaap (dier)|schapen]], [[varken (tam)|varken]]s en [[geit]]en, die graasden in een afgebakend stuk grond rond de woning.
 
Rond 3.500 v.Chr. hebben tijdelijk landbouwers uit [[Klein-Azië]] in Haspengouw verbleven. Ze hadden lammeren en schapen gedomesticeerd, evenals runderen en varkens. Deze boeren leefden op de lichte kleigronden die ze met een hark bewerkten en woonden in [[Langhuis|langhuizen]]. Zonder dat men de oorzaak kent, zijn zij rond 2.000 v.Chr. verdwenen.
[[Bestand:Old Europe.png|miniatuur|Het leefgebied van het trechterbekervolk (TRB in het groen) in Europa]]
[[Bestand:Borger neolithisch huis.jpg|miniatuur|Nagebouwd huis uit de Trechterbekertijd]]
Tijdens het Laat-Neolithicum (ca. 3300-2900 v.Chr.) bestond de [[Trechterbekercultuurtrechterbekercultuur]] in Friesland en in Drenthe waar zij [[hunebed]]den bouwde en deze vestigde zich ook in Noord-Holland. InDeze de hunebedden zijn trechtervormige keramische bekers gevonden, vandaar de naam. Over de precieze betekenis van de hunebedden zelf tast men nog in het duister. Welmonumenten markeren deze monumenten begraafplaatsen. Ze bestaan uit megalieten, sommige tot wel 50 meter lang, die door het zich terugtrekkend ijs zijnwaren achtergelaten.
 
In de duinstreek van het [[Rijnmond]]gebied van de Lage Landen onderscheidde zich de [[Vlaardingencultuur]] als een tussenvorm van Mesolithische cultuur en landbouw met zowel volledige als semi agrarische landbouwnederzettingen.
Regel 50:
Het zuiden van België werd in deze periode door de Franse [[Seine-Oise-Marne-cultuur]] (SOM) bereikt, die eveneens hunebedden bouwde.
 
De leden van de [[Touwbekercultuur|Standvoetbekercultuurstandvoetbekercultuur]] (ca. 2900–2450), ontstaan uit de Trechterbekercultuur, maakten gebruik van karren. Een grote groep landbouwende inwijkelingen vestigde zich in Brabant rond [[Bosvoorde]] en het Henegouwense [[Spiennes]]. In de moerassige streken van Vlaanderen werden de eerste [[paaldorp]]en gebouwd (vooral [[Dentergem]] aan de Mandel). Men deed overwegend aan veeteelt, en mijngroeven werden aangelegd tot 16 meter diep om vuursteen te delven voor gereedschap.
 
[[Bestand:Pierre Brunehaut 01.JPG|miniatuur|De [[Brunhildesteen]], de grootste [[menhir]] van België staat nabij [[Doornik]].]]
 
[[Bestand:Urnenfelder panoply.png|miniatuur|180px|Wapens uit de urnenveldencultuur]]
De overgang tussen Neolithicum en Bronstijd[[kopertijd]] wordt gekenmerkt door de [[Klokbekercultuurklokbekercultuur]] (2700 - 2100 v. Chr.) die naast en uit de Standvoetbekercultuurstandvoetbekercultuur ontstond. De typerende eigen keramiek van bekers in klokvorm heeft ze haar naam gegeven. De Klokbekercultuurklokbekercultuur wordt verder door een aantal technische innovaties gekenmerkt, zoals de ploeg, het wiel, en karren... Dit wijst op een aanzienlijke hervorming van het landbouwsysteem, maar ook op de mogelijkheid van beter transport. Deze groep verspreidde zich als een heersende kaste over heel West-Europa. Met deze cultuur begon een tijd van intensieve [[Zeevaart|overzeese contacten]], wat de overeenkomst tussen de prehistorische culturen aan weerszijden van de Noordzee verklaart. Ze zouden daarbij zelfs [[Noord-Afrika]] hebben bereikt. Ze gebruikten strijdhamers, handbogen, dolken en speren met koperen kop als wapens. Onderzoekers menen dat hun behoefte aan koper (en goud) in grote mate tot de ontwikkeling van de [[metaalbewerking]] in Europa heeft bijgedragen. Opvallende verandering is verder dehet [[inhumatie]]begraven in individuele graven, bedekt door grafheuvels[[grafheuvel]]s, en het meegeven van belangrijke grafgiften[[grafgift]]en zoals hakbijlen, bekers en messen. Het lichaam van de overledene was in opgevouwen foetushouding oost-west georiënteerd. In het zuiden van de Lage Landen werden [[megaliet]]graven opgericht en [[menhir]]s, waarvan de juiste betekenis nog steeds niet achterhaald is. Zo zouden de twee dolmens bij Wéris ([[Dolmen van Wéris]] en [[Dolmen van Oppagne]]) gebouwd zijn door de [[Seine-Oise-Marne-cultuur|SOM-cultuur]] in het laat-[[neolithicum]]. <ref>[http://fkserv.ugent.be/khk/studies/07%20-%20Laat-Neolithicum%20-%204700%20-%204%20100%20BP.pdf Culturen uit het laat-Neolithicum]</ref> Gezien de gevonden beenderresten zouden ze, mogelijk in een latere periode, zijn gebruikt als begraafplaatsen. Dolmens, menhirs en natuurlijke stenen rond Wéris zijn op lijnen geplaatst over de betekenis waarvan druk gespeculeerd wordt.<ref> Michel Toussaint, ''Les mégalithes en Wallonie'', Carnets du patrimoine nr. 23, p. 11, NRW, 1997</ref>
 
== Bronstijd (-2.000-700) ==