Sociale ongelijkheid: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Wijzigingen door 77.60.248.114 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door ErikvanB
Regel 4:
 
In de westerse wereld is de sociale ongelijkheid in de twintigste eeuw afgenomen, hoewel de sociale mobiliteit nog niet groot lijkt te zijn. Tegenover de [[derde wereld]] is de ongelijkheid echter toegenomen.
 
== Meritocratische samenleving ==
Terwijl [[Plato]] al stelde dat ongelijkheid te wijten was aan [[specialisatie]] en taakverdeling, was het voor [[Aristoteles]] veel meer een natuurlijk gegeven. In de christelijke wereld was dit laatste eeuwenlang de norm. Na de Middeleeuwen begon dit beeld te verschuiven.
 
Het bestaan van sociale ongelijkheid in de moderne maatschappij wordt wel verklaard vanuit twee verschillende mechanismes. Volgens [[Claude Henri de Saint-Simon|Saint-Simon]] (1760 - 1825) zou niet [[afkomst]] zoals in de [[Standenmaatschappij|standensamenleving]], maar individuele prestaties het onderscheid betekenen en daarmee tot een opener maatschappij leiden, een [[meritocratie]]. Deze theorie van de industriële [[prestatiemaatschappij]] werd betwist door onder meer [[Karl Marx]] (1818 - 1883). Doordat [[Kapitaal (economie)|kapitaal]] erfelijk is, zou afkomst nog steeds een grote rol spelen.
 
[[Alexis de Tocqueville|Tocqueville]] (1805-1859) zag in [[modernisering]] een beweging naar grotere sociale gelijkheid. Tegelijkertijd zag hij echter ook de gevaren. Zo zouden vrijheid en gelijkheid op gespannen voet met elkaar staan. Een te grote vrijheid gaat ten koste van de gelijkheid, maar andersom geldt hetzelfde. Hij stelde:
:''Geen enkele moderne staat kan verhinderen dat de sociale gelijkheid steeds toeneemt, maar het hangt van hemzelf af of het gelijkheidsbeginsel hem naar slavernij of vrijheid zal voeren, naar kennis of barbarij, naar welvaart of ellende.''
 
In een meritocratische samenleving zouden intelligentie en opleiding weliswaar de plaats in de samenleving moeten bepalen, in werkelijkheid blijft het moeilijk om te stijgen op de maatschappelijke ladder. [[Pierre Bourdieu|Bourdieu]] (1930-2002) leidde hieruit af dat de klassenstructuur zichzelf voortdurend [[Sociale reproductie|reproduceert]]. Deze intergenerationele sociale immobiliteit hangt niet alleen samen met het [[Kapitaal (economie)|economisch kapitaal]] als geld en onroerend goed, maar ook het [[cultureel kapitaal]] (kennis, vaardigheden, opleiding) en het [[sociaal kapitaal]] (relaties, netwerken). De [[individualisering]]sthese en de reproductiethese zijn de twee uitersten en hoewel beiden bruikbare elementen bevatten, komt uit onderzoek een genuanceerder beeld naar voren.
 
== Verschillende benaderingen ==