Coeliakie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Label: Misbruikfilter: Experimenteren
Oxygene7-13 (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 2A02:A03F:2C54:4A00:649F:A55C:387C:7672 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Malinka1
Regel 30:
 
== Pathogenese ==
Intussen zijn enkele schadelijke componenten van het kleefeiwit geïdentificeerd. Ze behoren tot de in [[ethanol|alcohol]] oplosbare fractie van taaaaaaaaaaaaarwetarwe-eiwitten (ook gerst, spelt en rogge bevatten deze eiwitcomponenten, het zogeheten [[prolamine]]). Deze bestanddelen worden gliadine genoemd en bevatten veel van de [[aminozuur|aminozuren]] [[proline]] en [[glutamine]]. Deze bestanddelen wekken een overgevoeligheidsreactie van het [[immuunsysteem]] en het darmslijmvlies op bij patiënten die hier gevoelig voor zijn. Het afweersysteem van deze mensen herkent het gluten als "gevaarlijk" waarop een immunologische en ontstekingsreactie volgt. De slijmlaagcellen (enterocyten) produceren verscheidene HLA-klassen (HLA I, DR en DQ). Bepaalde bestanddelen van het kleefeiwit (het gliadinepeptide) binden aan de bij deze patiënten overvloedig voorkomende HLA-DQ2-antigenen. Deze binding wordt versterkt door glutamine dat talrijk in het gliadinepeptide aanwezig is. Het [[enzym]] [[tissue-transglutaminase]] produceert glutaminezuur uit dit glutamine. Door deze configuratieverandering bindt gliadine beter in het slot van het HLA-eiwit. Het gevormde complex van gliadine en het HLA-DQ2-antigen bindt op zijn beurt aan speciale [[lymfocyten]] ([[T-helpercellen]] van het CD4+ type) en zorgt hierbij voor een toegenomen productie van ontstekingsmediatoren (Interferon-γ, TNF-α, Interleukine-6 en Interleukine-2).
 
In een verdergevorderde fase van de ontsteking worden verscheidene [[antilichaam|antilichamen]] gevormd. Van deze antilichamen weet men tot op heden niet of ze een oorzakelijke factor zijn bij het ontstaan van coeliakie of dat ze gevormd worden door geassocieerde auto-immuunreactie. Naast antilichamen tegen het kleefeiwit zelf (Gliadine-Antilichaam) komen ook antilichamen tegen lichaamseigen antigenen voor (zogeheten auto-antilichamen), zoals tegen het tissue-[[transglutaminase]]. Op basis van deze waarneming wordt coeliakie vanuit pathofysiologische grond eveneens beschouwd als autoimmuunziekte. Gliadine vormt de uitlokkende component van de aandoening. Voor het tot stand komen van de symptomen is hoofdzakelijk de auto-immunologische reactie tegen lichaamseigen eiwitten verantwoordelijk. Als eindfase van de ontstekingscascade treedt geprogrammeerde celdood (=[[apoptose]]) van de enterocyten in. Deze celdood leidt tot een meer of minder uitgesproken verlies van [[darmvlokken]] ([[vlokatrofie]]). Hierdoor worden voedingsstoffen niet meer goed opgenomen (wat onder andere tot energieverlies en vermagering leidt, en bij kinderen tot een slechte groei) en vaak ontstaat een vettige, volumineuze [[diarree]].