Van Gend en Loos-arrest: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Ambtenbrink -> Amtenbrink |
k →Feiten en procesverloop: linkfix |
||
Regel 20:
== Feiten en procesverloop ==
De feiten die aanleiding gaven tot het arrest waren als volgt.
Het Nederlandse transportbedrijf [[Van Gend & Loos|Algemene Transport- en Expeditie-onderneming Van Gend & Loos]] (Van Gend en Loos) voerde op 9 september 1960 een zekere hoeveelheid [[ureumformaldehyde]] in vanuit de [[
Op 20 september 1960 diende Van Gend en Loos een bezwaarschrift in bij de belastinginspecteur te Zaandam. Zij wees erop dat het product volgens het oude Tariefbesluit was ingedeeld onder post 279-a-2, waarbij een invoerrecht van 3 % over de waarde hoorde, en dat deze post in het nieuwe Tariefbesluit is hernoemd tot post 39.01-a, waarbij een onderverdeling is gemaakt tussen verschillende soorten producten aminoplasten. Daarbij werd voor aminoplasten in een waterige emulsie het invoerrecht vastgesteld op 8 % (post 39.01-a-1), terwijl voor andere producten van post 39.01-a het op 1 januari 1958 (zijnde de datum van de inwerkingtreding van het [[Verdrag van Rome (1957)|EEG-Verdrag]]) geldende tarief van 3 % gehandhaafd werd. Van Gend en Loos stelde zich op het standpunt dat, door na de inwerkingtreding van het EEG-Verdrag de invoerrechten op ureumformaldehyde te verhogen, de [[Nederlandse regering]] artikel 12 van dat verdrag had geschonden, in welk artikel was bepaald:
|